portugeesch dramatikus, de laatste vertegenwoordiger in Portugal van de romantische richting, geb. 13 Aug. 1827 te Avelomar (Minho), ging jong naar Brazilië om zich in den handel te bekwamen, leerde in de oerwouden hier de wilde bewoners van het gebied der Xingurivier kennen, wier taal hij zich eigen maakte, en wier noodlot hem de stof leverde voor vele zijner idealistisch-realistische scheppingen. In 1846 keerde hij naar Portugal terug; de revolutie van 1848 deed tal van geestdriftvolle liederen uit zijn pen vloeien, als: Garibaldi, A queda de Hungria en A liberdade.
In 1852 voltooide hij zijn eerste drama: Ghigi, dat te Lissabon opgevoerd werd en grooten bijval vond. In 1858 volgde hierop een bundel lyrische gedichten: Cantos matutinos en later nog tal van drama’s; onder welke A prohibiqdo, Odio de raqa, Figados de tigre en Aleijóes sociaes, Os incognitos do mundo A abnegagao, A viuva en A casamento e a mortalha de voornaamste zijn. G. werd in 1859 bibliothecaris aan het departement van marine, en conservator aan het Museo de antiguidades navaes. Hij stierf 4 Nov. 1891. Onder zijn romans moeten vermeld: Os selvagens (1875), O remorso vivo (1876), Fructos de vario sabor (1878), Muita parra e pouca uva (1879), en O urnor da patria (1879, historische roman).