Gepubliceerd op 29-01-2021

Ferdinand fabre

betekenis & definitie

Fransch schrijver, geb. 18:10 te Bédarieux (Hérault), studeerde eerst in de medicijnen te Montpellier, vervolgens voor geestelijke (aan het priesterseminarie aldaar), daarop te Parijs weer eenigen tijd in de medicijnen, wijdde zich ten slotte aan de letteren, en debuteerde als schrijver met een bundel gedichten : Feuilles de lierre (Parijs 1833), waarmee hij zeer weinig succes had ; naar zijn geboorteplaats teruggekeerd schreef hij zijn eersten, onmiddellijk door de Académie bekroonden roman : Les Courbezon; scènes de la vie cléricale (1862), ’n schildering der zeden in de Cevennes : alsnu volgden: Julien Savignoe (1863), Mademoiselle de Malavieille (1863); eerst echter met L'abbé Tigrane, candidat à la papauté (1873), een priesterroman, welks meesterlijke karakteristiek de volle kracht van F.’s talent openbaarde, vond hij bij een groot publiek ingang: hij schreef nog: Le marquis de Pierrerue, roman uit de Parijsche samenleving (1874), Barnabé (1875), La petite mère (1878), Le roman d'un peintre (1878), romanachtige levensbeschrijving van den schilder Jean Paul Laurens, L'hospitalière, drame rustique en cinq journées, boekdrama (1880), Mon onde Célestin, moeurs cléricales (1884), Lucifer (1884), Monsieur Jean (1886), Un illuminé (1890), Xavière (1890), Sylviane (1891), Genny (1891), Mou ami Gaffarot (1894), Taillevant (1897): onder den titel Ma vocation (1884) gaf hij zijn dagboek uit den tijd van zijn innerlijken strijd op het seminarie in het licht. Hij was conservator der Mazarin-bibliotheek, en overl. 12 Febr. 1898 te Parijs.

< >