een kerkgenootschap in Nederland, ontstaan uit de eerste luthersche gemeenten die hier te lande gevestigd werden (Woerden, Bodegraven enz.). Deze gemeenten misten aanvankelijk alle onderling verband, de oudste kerkelijke ordonnantie, samengesteld door predikanten en deputaten (te Amsterdam), is van 1597, en gewijzigd in 1614 en in 1686.
Omtrent de scheuring in 1791 te Amsterdam, zie op Hersteld Evang.-Luth. kerkg. en Lutherschen. Bij kon. besluit van 6 Febr. 1818, werd gearresteerd een algemeen reglement voor het kerkbestuur, waarvan het ontwerp door eenige predikanten en gemeenteleden, uitmakende een door den koning benoemde commissie, opgesteld en door de onderscheidene kerkeraden der plaatselijke gemeenten aangenomen was. Dat algemeen reglement, door de synode van 1855 en later wederom door die van 1859 herzien en gewijzigd, is door de synode van 1879 opnieuw aan een herziening onderworpen. Het hoogste kerkelijk bestuur is opgedragen aan een synode, bestaande uit acht dienstdoende predikanten, twaalf gemeenteleden, een secretaris met zijn secundus en de twee hoogleeraren van het seminarium, de laatsten als praeadviseerende leden. De synode houdt haar vergaderingen te Amsterdam op den eersten Maandag volgende op den tweeden Pinksterdag. Bij synodaal besluit van 4 Juni 1885 is het beheer der synodale fondsen en geldmiddelen onder toezicht der synodale commissie en onder verantwoordelijkheid aan de synode, opgedragen aan een financiëele commissie, bestaande uit twee leden, door de synode voor den tijd van vier jaren benoemd.
De uitvoering van de besluiten der synode is opgedragen aan een synodale commissie, welke op vastgestelde tijden vijfmaal ’s jaars te Amsterdam vergadert. Deze commissie bestaat uit den secretaris der synode met zijn secundus en vijf andere leden der synode, van welke laatsten twee predikanten en drie gemeenteleden moeten zijn. Aan haar is, onder verantwoording aan de synode, ook het algemeen toezicht op de gemeenten, kerkeraden, predikanten en proponenten opgedragen. Het bestuur van de afzonderlijke gemeenten is bij de plaatselijke kerkeraden, bestaande uit predikanten, ouderlingen, kerkrentmeesters en diakenen, en bij de groote kerkeraden, bestaande uit eervol ontslagen ouderlingen, kerkrentmeesters en diakenen, die hun diensttijd hebben volbracht. Bij deze colleges berust het financieel toezicht, de benoeming van kerkeraadsleden, predikanten enz.Voor Amsterdam bestaat een afzonderlijk reglement op het plaatselijik kerkbestuur. Het L. is verdeeld in zeven ringen: Amsterdam, Rotterdam, ’s Gravenhage, Utrecht, Haarlem, Groningen en ’s Hertogenbosch, met 49 gemeenten en 9 bijgemeenten.