Fransch natuurvorscher, geb. 15 April 1772 te Etampes, w'erd op 21-jarigen leeftijd hoogleeraar in de zoölogie aan den Jardin des Piantes te Parijs, nam in 1798 deel aan de egyptische expeditie, en werd in 1810 door de regeering met een wetenschappelijke opdracht naar Portugal belast, vanwaar hij aanzienlijke wetenschappelijke verzamelingen meebracht, die, aan de openbare museums ontnomen, aanleiding gaven tot politieke venvikkelingen.Sinds 1809 w'as hij hoogleeraar in de zoölogie aan de medische faculteit te Parijs ; hij overl. 19 Juni 1814. G. hield zich inzonderheid bezig met de vergelijkende anatomie en met de algemeene natuur-philosophie: volgens zijn opvatting ligt aan de bewerktuiging der dieren slechts een enkel algemeen plan ten grondslag ; doordat zich in sommige punten modificeert komt het onderscheid der soorten tot stand.
In de laatste jaren zijns levens bestudeerde hij voornamelijk de organische misvormingen en de misgeboorten. De ontwikkeling zijner natuur-philosophische opvattingen, die aanvankelijk veel bestrijding vonden, vooral van de zijde van Cuvier en zijn school, is vervat in het geschrift: Sur le principe de Tunité de composition organique (Parijs 1828). Hoofdwerken: Hisfoire naturelle des mammifères (met Frédéric Cuvier, 4 dln. Parijs 1820—42), Philosophic anatomique 1818—1822), Cours df l'hitsoire naturelle des mammifères (1828), Principes de philosophie zoologique (1830), Notions synthétiques de philosophie naturelle (1838).
Zijn zoon, Isidor G., geb. 16 Dec. 1805, werd in 1841 hoogleeraar te Parijs, en overl. 10 Nov. 1861 ; hij schreef: Traité de la monstruosité (1829), Uistoire des anomalies de l'organisation chez Vhomme et les animaux (3 dln. 1832—36), Etudes zoologiques (1832), Notions synthétiques et de physiologie naturelle (1838), Êssais de zoologie générale (1840), Uistoire naturelle des insectes et des mollusques (1841), Domestication et naturalisation des animaux utiles (1854), Uistoire naturelle générale des règnes organiques (dl. 1—3, 1845—59), Lettres sur les substances alimentaires (1856); ook gaf hii een biographie zijn vaders in het licht (Parijs 1847).