nederlandsch pianist, geb. 1829 te ’s Gravenhage, overl. 1876 te Parijs, maakte met Frans Coenen een kunstreis door Midden- en Zuid-Amerika (1851—54) en vestigde zich toen te Parijs, waar hij concerten van klassieke kamermuziek gaf met Armingaud, Lalo en Jacquard. Van zijn composities werden bekend: Berceuse, Tarantelle, Polonaise en Rêverie caractéristique.
Zijn broeder Louis L., cellist, geb. 1832 te ’& Gravenhage, werd in 1863 leeraar aan het conservatorium te Leipzig en begaf zich in 1872 naar Frankfort.