duitsch physiologisch en pathologisch scheikundige, geb. 1844, sinds 1880 directeur van het scheikundig laboratorium der pathologische faculteit te Berlijn. Zijn talrijke onderzoekingen strekken zich uit over ongeveer het geheele gebied der physiologische en pathol. chemie; belangrijk zijn vooral die over de urinestofvorming, over het ontstaan van zwavelzuur in het organisme, over de patholog. phenoluitscheiding, over de pentosurie en over de autolyse in de organen, door hem in verschilL vaktijdschriften gepubliceerd.
Van zijn grootere werken moeten vermeld: Die Lehre vom Ham (met Leube, 1882) en Praktikum der physiol. und pathol. Chemie (2de dr. 1900).