duitsch historikus, geb. 25 Maart 1812 te Kammerswalde in het Ertsgebergte, werd 1848 buitengewoon hoogleeraar in de geschiedenis te Marburg, redigeerde 1849—52 daarenboven te Weimar het aldaar uitgegeven staatsblad, werd 1857 gewoon hoogleeraar en overl. 23 Sept. 1884. Hoofdwerken: Geschichte des ritss.
Staates (dl. 3—6 van Heeren en Ukert’s „Geschichte der europ. Staaten”, Gotha 1846—60) met een aanhangsel: Diplomat. Korrespondenz aus der Revolutionszeit (ald. 1866), verder: Beiträge zur Geschichte des Russischen Reichs (Leipz. 1843), Die österr.-preuss. Allianz vom 7. Febr. 1792 und die zweite Teilung Polens (strijdschrift tegen H. von Sybel, Gotha 1861), Peter d. Gr. und der Czarewitsch Alexei (Leipz. 1880), Diplomat.
Beiträge zur russ. Geschichte (in de „Sbornik” van het russisch historisch genootschap, 1868—75).
