fransch schrijver en philosoof, geb. 11 April 1813 te Parijs, was 1855—85 hoogleeraar in de éloquence latine aan het collége de France, en overl. 20 Dec. 1889 te Parijs. Onder zijn geschriften moeten vermeld: De la rhétorique a’Arislote (doctors-dissertatie, 1846), De Homericorum poëmatum origine et unitate (1843), Jésus dans Vhistoire (1863), Le christianisme et ses origines (zijn hoofdwerk, 4 dln., Parijs 1872—84); in laatstgenoemd werk blijkt hij van meening, dat de oorsprong van ’t christendom in de grieksche philosophie te zoeken is.
Dezelfde hellenistische tendenzen vindt men in zijn Mémoires sur la date des éerits qui portent les noms de Bérose et de Manéthon (1874); verder heeft men van hem: Pensees de Pascal, publiées dans leur texte authentique avec un commentaire suivi (1852), la Modernité des prophëtes (1851), eveneens een fel bestreden wérk.Zijn zoon, Louis H., geb. 1849 te Parijs, volgde hem in 1885 aan het Collége de France op; hij schreef: De Saturnio Latinorum versu (1880), Cours éléynentaire de 7nétrique grecque et latine (4de dr. 1896); verder uitgaven van VAmphitryon (1895) en van Phèdre (1895), alsook een boek over la Prose métrique de Symmaque et les origines du Cursus (1892).
Julien Pierre H., broeder van Louis H., geb. 1853, overl. 19 Aug. 1893, kwam in 1876 aan de Bibliothèque nationale, was sinds .adjunct-conservator, en gaf verscheidene werken over de merowingische vraagstukkën in het licht: Décriture secrète de Gerbert, La tachygraphie italienne du Xe siècle, een uitgave der Lettres de Gerbert (1889, door de Académie des inscriptions bekroond met den tweeden prijs-Gobert).