Gepubliceerd op 29-01-2021

Elster (rivier)

betekenis & definitie

Twee rivieren in Midden-Duitschland.

1) Zwarte Elster, ontspringt bij Elstra in den saksischen Opperlausitz, aan den Sibyllenstein, gaat weldra op pruisisch gebied over, neemt de Pulsnitz en de 82 km. lange Roder op en valt tusschen Pretzsch en Wittenberg na een loop van omstreeks 200 km., met een 40 meter breede monding in de Elbe; door uitdieping enz. is zij 60 km. opwaarts bevaarbaar gemaakt; door het lö1/-.? km. lange Grödel-Elsterwerdakanaal, dat als begin van een Elbe-Spree-kanaal geldt, staat zij in gemeenschap met een ander gedeelte van de Elbe.
2) Witte Elster, ontspringt in Bohemen, in het Elstergebergte (district Asch), betreedt weldra het saksisch Vogtland, waar zij bij Adorf de van de Boheemsche grens komende Floszbach (ook Groote Elster geheeten) opneemt, loopt dan in noordelijke richting naar Leipzig, buigt zich in de nabijheid dezer stad plotseling naar het westen, en deelt zich in twee armen, de Luppe en de Elster, die, parallel loopend op 4 km. van elkander en op meerdere punten door zijtakken verbonden, tusschen Halle en Merseburg rechts in de Saaie monden; van hare linkerzijn vieren is de Werda met de Auma de voornaamste, rechts neemt zij o. a. de Göltzseh, de Schnauder, en beneden Leipzig, tusschen Gohlis en Möckern, de 00 km. lange Pleisze op. De lengte van haar loop, die over Reusz, Weimar; Altenburg en Pruisen gaat, bedraagt 190 km. In haar bovenloop worden een weinig paarlen gevonden. Het gedeelte tusschen Leipzig en Plagwitz is gekanaliseerd en wordt met kleine stoombooten bevaren.

< >