het opwekken van electrische stroomen door electrische stroomen (Volta-I.) of door magneten (magneet-I.), inductieslroom : electr. stroom, die in een metalen geleider ontstaat door den invloed van een electrischen stroom in een tweeden geleider of door den invloed van een magneet. Arago kwam in 1824 tot de ontdekking van het merkwaardige feit, dat een zwevende magneetnaald veel spoediger tot rust komt boven een koperen schijf dan boven een op gelijken afstand geplaatste glasplaat.
Bij verdere proeven bevond hij, dat wanneer men een koperen schijf, door een glasplaat gescheiden van een vrij opgehangen magneetnaald, doet draaien, de koperen schijf de naald aantrekt en eveneens doet ronddraaien. Hij en anderen besloten hieruit tot een nog onbekende wisselwerking tusschen een magneet en een zich bewegenden geleider, waarbij de dichtst bij elkander liggende deeltjes elkander afstooten en omgekeerd. Een nadere verklaring hiervan werd echter niet gevonden en men vergenoegde zich deze verschijnselen rotatiemagnetisme te noemen. Faraday, die in 1831 de gestaakte onderzoekingen weer opvatte en de eerste is geweest die de I.-verschijnselen heeft bekend gemaakt (1832), zag zich door Arago’s ontdekking van de magnetiseering van week ijzer door den electrischen stroom bepaald bij de vraag, of omgekeerd ook de magneet een electrischen stroom vermag op te wekken. In een door een galvanometer gesloten draadklos plaatste hij een magneet; zoolang de magneet in de klos lag, deed zich geen spoor van een stroom voor, doch telkens op het oogenblik van het inzetten en uithalen van den magneet wees de naald van den galvanometer een stroom aan, die slechts een oogenblik duurde, en in beide gevallen in tegenovergestelde richting ging. Verder bevond Faraday toen hij bij zijn verdere proeven den magneet verving door een doorstroomde klos, dat ook onafgebroken stroomen geïnduceerde stroomen kunnen doen ontstaan: een op een spoel A (zie fig.) gewikkelde, met zijde omsponnen draad, welks uiteinden in de klemschroeven a en b rusten, denke men zich verbonden met een galvanometer M en daardoor gesloten; in de holte der spoel A kan een tweede spoel B worden gestoken, wier draadeinden door middel van de klemschroeven c en d met de polen n en p van een element van Bunsen of Grove E verbonden zijn, zoodat door de draadwdndingen B een galvanische stroom heenloopt.
Schuift men nu de spoel B snel in de holte van de spoei A, dan bemerkt men aan de afwijking van den magneetnaald van den galvanometer, dat in den -draad om de spoel A een stroom is ontstaan, die in tegenovergestelde richting loopt als de stroom in B, en slechts een oogenblik duurt: als de spoel B geheel in de holte is geschoven herneemt de naald van den galvanometer haar evenwichtsstand. Trekt men spoel B weer uit spoel A, dan wijkt bedoelde naald opnieuw af, -eveneens weer een oogenblik, doch nu in tegenovergestelde richting als bij het inschuiven.Faraday noemde de opwekking van zoodanige kortstondige stroomen, die bij beweging of sterkte-verandering van magneten en stroomen optreden en wier duur beperkt is tot den duur der verandering, volta-inductie; de stroomen die in de geleidende metalen worden opgewekt onder den invloed van electrische stroomen, krachtige magneten of aardmagnetisme noemde hij geïnduceerde stroomen, terwijl hij den naam van induceerende stroomen gaf aan die stroomen, welke door inductie werken. Om gemakkelijker geïnduceerde stroomen (inductiestroomen) te kunnen opwekken, heeft men later beproefd den stroom mechanisch of automatisch te onderbreken, bijv. door den hamer van Wagner. Uit al deze verschijnselen heeft men de volgende wetten afgeleid: 1) Als de afstand dezelfde blijft, ontwikkelt een onafgebroken en constante stroom geen inductie in een naburigen geleiddraad. 2) Een stroom die aanvangt doet een geïnduceerden stroom ontstaan, die tegengesteld, d. i. in omgekeerde richting loopt. 3) Een stroom die eindigt brengt een geïnduceerden stroom voort, die in gelijke richting gaat. 4) Een stroom die zich verwijdert, of wiens intensiteit vermindert, geeft het aanzijn aan een geïnduceerden stroom in i gelijke richting. 5) Een stroom, die naderbij komt, of wiens intensiteit vermeerdert, brengt een stroom in tegengestelde richting te weeg. Omtrent de inductie, die er ontstaat tusschen . een gesloten geleiddraad en een in werking zijnden stroom, wanneer hun betrekkelijke afstand verandert, heeft Lenz de volgende wet opgesteld,die bekend is onder den naam van wet van Lenz: Wanneer een stroom een gesloten geleiddraad snel nadert of zich er van verwijdert, ontwikkelt er zich in den draad een geïnduceerde stroom van zoodanige richting, dat hij, door volgens de wetten der electro-dynamica op den induceerenden stroom te werken, dezen laatsten een beweging zou doen aannemen in omgekeerde richting van dien, krachtens welken hij zijn inductie uitoefent. In de theorie van Ampère is deze wet eveneens van toepassing op de magneten en Faraday’s ontdekkingen in deze hebben ook het rotatiemagnetisme van Arago opgehelderd. I.-stroomen kenmerken zich door sterke warmteontwikkeling in hun draden, door een schok, dien een persoon ondervindt, welke de uiteinden van den geleider, waarin de inductiestroom wordt opgewekt, in de handen houdt, en door een vonk.
Ontlaadt men door een draad een leidsche flesch, dan zal de ontladingsstroom in een naburigen gesloten geleider twee inductiestroomen doen ontstaan, den een bij het beginnen en klimmen van den ontladingsstroom, den ander bij het afnemen en ophouden van den ontladingsstroom. Is in den naburigen geleider een multiplicator gelascht, dan zal de naald daarvan geen uitslag vertoonen, wijl bij beide I.-stroomen dezelfde hoeveelheid electriciteit door den geleider wordt gevoerd.
Onder de toestellen om I.-stroomen voort te brengen (inductors) is die van den instrumaker Ruhmkorff (Parijs, 1851) de meest gebruikelijke. Deze is ingericht als volgt. Een dikke, niet zeer lange koperdraad (hoofddraad) is in de gedaante van een spiraal, behoorlijk geïsoleerd, om een week ijzeren kern gewonden, die uit een bundel ijzerdraden bestaat, welker oppervlakte met een isoleerende stof is bedekt. Buiten om den hoofddraad is een dunne koperdraad (bijdraad) van zeer groote lengte gewonden, wiens windingen onderling goed geïsoleerd zijn. De uiteinden van den bijdraad zijn verbonden aan een paar klemschroeven, die door twee glazen staven gedragen worden. Deze klemschroeven vormen de polen van den inductor, vanwaar door metaaldraden de inductie-electriciteit naar andere plaatsen gebracht kan worden.
De I.-stroom, die ontstaat bij het verbreken van den stroom in den hoofddraad, duurt veel korter dan de inductiestroom, die ontstaat bij het sluiten van den stroom in den hoofddraad, ten gevolge van den extrastroom, in den hoofddraad zelf ontstaande.Tot 't verbreken en sluiten van den induceerenden stroom dient een stroomverbreker, die in verschillende toestellen op verschillende wijze is ingericht en waarmee de induceerende stroom zelf zich sluit en verbreekt. Ook wordt meestal in den inductor een stroomwisselaar ingelascht, ten einde den stroom in den hoofddraad naar verkiezing nu in deze dan in gene richting te doen loepen. De, physiologische werkingen van den inductor van Ruhmkorff zijn zeer hevig; gebruikt men om den stroom in den hoofddraad te krijgen twee elementen van Bunsen, dan kan men met den inductiestroom een konijn dooden. Een dunne ijzerdraad, tusschen de polen van den inductor geplaatst, zal door den inductiestroom smelten en met een hel licht verbranden. Voor het bewerken van chemische ontledingen en verbindingen is de inductor zeer bruikbaar.