Gepubliceerd op 29-01-2021

Elbing (rivier)

betekenis & definitie

Rivier i/h pruisisch regeeringsdistrict Danzig, het afvoerkanaal v/h Drausenmeer, 18 km. lang, staat bij Zeier door het 6 km. lange Kraffokanaal in verbinding met de Nogat, oostelijken arm van de Weichsel, en mondt beneden de stad E. in het Friesche Half; zij wordt van haar monding tot aan genoemde stad door kleine zeeschepen bevaren.

Elbing

1) Landkreits i/h pruis. regeeringsdistrict Danzig, 60¾ km.2 groot, 38,760 inw., 1 stad, 38 landgemeenten.
2) E., poolsch Elblong, stad en stadskreits, aan de bevaarbare Elbing, 8 km. van haar monding, en aan de spoorlijn Berlijn—Kreuz—Koningsbergen , is goed gebouwd, bevat nog vele gevelhuizen uit de 15—18,l,; eeuw, telde in 1900: 52.510 inw., waaronder 40.000 prot., 10 000 r.kath. en 450 israelieten, heeft vijf evangelische kerken (waaronder de uit een oud kerkgebouw in laat-gotischen stijl, 15—16de eeuw, omgebouwde Marienkerk), 1 r.-kath.kerk, 1 synagoge, een gymnasium, in 1536 gesticht, met de stadsbibliotheek, voorts een realgymnasium, in 1841 als hoogere burgerschool geopend, doofstommen-instituut, allerlei industrie, groote fabrieken van stoomwerktuigen; monument voor den grooten industrieel Schichau (1900 onthuld). — E. werd in 1237 gesticht, door Lübeckers, die zich rondom een hier door de Duitsche ridders gebouwden burcht vestigden; E. werd vroeg in het Hanzeverbond opgenomen, maakte zich in 1454 van de Duitsche orde los, stelde zich onder bescherming van Polen, en werd in 1466 door de orde aan Polen afgestaan, waarop het geheel in verval geraakte, waaruit het zich, sinds het in 1772 aan Pruisen kwam, allengs weer verhief.

< >