Elbeul

betekenis & definitie

Hoofdpl. van het kanton E. (10 gom., 41.950 inw.) van het fransch dept. Seine Inférieure, 18 km. z.w. van Rouaan, aan de Seine, aan den voet van boschrijke heuvelen, telde in 1896 als gemeente 20.542 inwoners; handelstribunaal, bibliotheek, klein-seminarie: de hoofdindustrie van E is de fabrikatie van lakens, die zich hier in de 18de eeuw vestigde en thans per jaar voor 80 a 90 millioen francs stoffen in den handel brengt. E. beslaat de plaats van een gallo-romeinsche stad, Ugadde; reeds in de 14de en 15de eeuw behoorde E tot de voornaamste uitvoerhavens aan de Seine. E. vormde voorheen een heerlijkheid, die eerst in bezit dor normandische huizen Harcourt on de Rieux, in 1554 door huwelijk aan de familie Guise kwam en in 1581 door Hendrik III tot hertogdom en pairie werd verheven; de zijlinie van het huis Guiso, die den hertogstitel van E. voerde, stierf in 1763 uit, waarop de titel op de prinsen van Lambesc overging, met welke hij in 1825 uitstierf.