prot. theoloog, 1804—1891; werd 1834 buitengewoon, 1836 gewoon hoogleeraar in de bijbelsche en oostersche wetenschappen te Straatsburg en legde 1888 zijn ambt neer. Zijn hoofdwerken zijn: [i]Geschichte der heil.
Schriften des N. Test.[/i] (1842; 6de dr., 1887), Geschichte der heil. Schriften des Alt. Testam. (1881); voorts bewerkte bij een fransche bijbelvertaling in nieuwere taal met inleidingen en commentaar (19 dln., Parijis 1874—81). R. leverde ook tal van bijdragen in tijdschriften, en begon voorts een uitgave der complete werken van Calvijn (met Cunitz en Baum, 59 dln., 1863 —1900). Uit zijn nalatenschap verscheen: Das Alte Testament, übersetzt, eingeleitet und erläutert (uitgeg. door Erichson en Horst, 7 dln, 1892—94).