engelsch dichter en kritikus, geb. 21 Sept. 1849 te Londen, kreeg in 1869 een aanstelling aan de bibliotheek van het Britsche museum, bezocht op letterkundige studiereizen Noorwegen, Zweden, Denemarken en Nederland, was 1884—89 lector aan verschillende hoogescholen (Cambridge, Boston, Baltimore, New-York). Men -heeft van G. meerdere bundels poëzie, als: Madrigals, songs and sonnets (1870), On viol and flûte (1873), New poems (1879), ook tezamen verschenen onder den titel: On viol and flute (1890), Firdansi in exil, and other poems (1896); twee drama’s: Ring Erik (1876) en The unknown lover (1878); vele letterkundige opstellen, afzonderlijk verschenen onder de titels: The ethical condition of the early Scandinavian people.
A lecture (1875), Studies in the literature of northern Europe (1879, 3de druk 1890), Seventeenth century studies (1883) ; verder schreef G.: Life of William Congreve 1888, A History of 18th century literature 1889, Jacobean Poets (1894), Critical Tcit-Jcats (1896), A short history of modern English literature (1897), een biographie zijns vaders (zie volgend artikel), (1896), Life and letters of John Donne, dean of St. PauVs (2 dln., 1899).