Engelsche graven- en hertogstitel, in bezit der familie Cavendish. De eerste die dezen titel kreeg was William baron Cavendish van Hardwick, die in 1618 door Jacobus I tot graaf van D. verheven werd. Zijn achterkleinzoon, William, vierde graaf van D , geb. 1640, behoorde sinds 1675 tot de Lagerhuis-oppositie tegen de hofpartij; na zijn intrede in het Hoogerhuis in 1684 trad hij met Willem v. Oranje in verbinding, die hem in 1694 tot markies van Hartington en hertog van D. verhief; hij overl. 18 Aug. 1707 als opperkamerheer van koningin Anna. Zijn achterkleinzoons waren de scheikundige Henry Cavendish (zie aldaar) en William Cavendish, vierde hertog van D, geb. 1720; deze kreeg eerst als whig zitting in het Lagerhuis, en werd in 1755 lord-luitenant van Ierland, als hoedanig hij zich zeer populair maakte; in 1756 werd hij schatkanselier, doch trok zich reeds het volgend jaar in het private leven terug; hij overl. in 1764; ook zijn zoon William, vijfde hertog van D., behoorde tot de whigpartij en schaarde zich onder George III meest bij de oppositie; bekender dan hijzelf zijn zijn beide echtgenooten: Georgina Cavendish, dochter van graaf Spencer, geb. 1757, gehuwd 1774, was de koningin der hoogere kringen en bezat grooten politieken invloed; zij was een vriendin van Fox ; zij schreef vele gedichten en overl 30 Maart 1806; Elisabeth Hervey, dochter van den vierden graaf van Bristol, geb. 1759, huwde in 1809 als weduwe van J. Th. Forster met den vijfden hertog van I), vestigde zich na diens dood te Rome, en maakte haar huis tot een middelpunt der hoogste kringen der ital hoofdstad; op milde wijze ondersteunde zij kunst en kunstenaars, en bekostigde prachtuitgaven van Horatius en een ital. overzetting van Virgilius; zij overleed 30 Mrt. 1824.
William Cavendish, geb. 1790, eenige zoon van voornoemden hertog uit zijn eerste huwelijk, volgde hem als zesde hertog van D. op; hij behoorde tot de whigs, doch trad nimmer op den voorgrond ; hij was lord-kamerheer onder George IV en William IV; hij overl. 17 Jan. 1858, ongehuwd. Hij werd in den hertogstitel opgevolgd door zijn neef, William Cavendish, zevende hertog van D., graaf van Burlington, geb. 27 April 1808; deze studeerde te Cambridge, kreeg in 1829 zitting in het Lagerhuis en in 1834, na den dood zijns grootvaders, als Burlington in het Hoogerhuis, was van 1836—56 kanselier der Londensche universiteit, sinds 1862 van die te Cambridge; hij overl. 21 Dec. 1891. De tegenw. drager van den titel, Spencer Cavendish, achtste graaf van D., tot aan den dood zijns vaders bekend onder den naam markies van Hartington, geb. 23 Juli 1833, kreeg in 1857 als liberaal voor Nord-Lancashire zitting in het Lagerhuis, waar hij in Juni 1859 door het door hem uitgelokte votum van wantrouwen het ministerie-Derby deed vallen; in 1863 werd hij onder Palmerston lord der admiraliteit, was daarna tot 1865 onder-staatssecretaris, en onder het ministerie Russell-Gladstone staatssecretaris van oorlog (tot Juli 1866); Gladstone benoemde hem in 1868 tot postmeester-generaal en Jan. 1871 tot staatssecretaris van Indië; goed spreker, uitnemend man van zaken, aan de voorn. familiën vermaagschapt, werd hij Jan. 1875 it leider der liberale partij gekozen : na den val van Beaconsfield werd hij onder Gladstone staatssecretaris van Indië, in 1882 werd hij minister van oorlog en trad in 1885 met zijn kollega’s af, wees in het nieuwe kabinetGladstune een hem aangeboden portefeuille van de hand, verwijderde zich in het HomeRule-vraagstuk meer en meer van Gladstone, en werd de leider der liberale Unionisten, die het konservatieve kabinet-Salisbury ondersteunden: in Dec. 1891 kreeg hij zitting in het Hoogerhuis; Chamberlain volgde hem in het Lagerhuis op als leider der partij. In 1895 trad hij als voorzitter van den geheimen raad in het derde kabinet-Salisbury. — Erfgenaam van den titel is Victor Cavendish, geb. 1898.