Gepubliceerd op 20-01-2021

Deken

betekenis & definitie

(lat. decanus, fr. doyen, duitsch Dekan, eng. dean) Bij de Romeinen oorspronkelijk een bevelhebber over 10 man ; in de eerste tijden der kerk in het kerkelijk spraakgebruik een opziener van 10 kloosterbroeders, later titel van verschillende waardigheidbekleeders ; thans : hoofd van de gezamenlijke geestelijken, die tot zijn Dekenaat behooren. Ook : de oudste, die bij afwezigheid van den voorzitter de vergadering leidt. ,

< >