Gepubliceerd op 20-01-2021

Cosenza

betekenis & definitie

1) Provincie van het koninkrijk Italië, tot 1871 Calabria citeriore geheeten, beslaat het noordelijk deel van het landschap Calabrië, grenst ten n. aan Potenza, ten z. aan Catanzaro, ten o. aan de Ionische zee (golf van Tarente), ten n. aan de Tyrrheensche zee, is 7358 km2, groot, telt 471.000 inw. en is verdeeld in de vier districten Castrovillari, Cosenza (180.000 inw.), Paola enRossano, met tezamen 151 gemeenten; de provincie is zeer bergachtig, slechts in het midden, het dal der rivier Crati, vlak en wegens de moeraskoorts onbewoonbaar; langs de westkust loopen de zuidelijke uitloopers van de Apennijnen, met nog enkele hooge toppen, als de Siërra Dolcedorme (2271 meter ; het oostelijk deel is bezet met de noordelijke hellingen van bet woudgebergte Sila (1930 meter); voornaamste rivieren: Crati, Coscile met Escaro, Savuto, Neto en Trionto; de bodem is ten deele zeer vruchtbaar; de bevolking verbouwt koren, rijst, saffraan, hennep, zoethout, olie, wijn en zuidvruchten, en drijft verder bijen-, paarden- en schapenteelt; de mijnen in den Sila leveren zilver, tin, lood, albast en zout; de industrie omvat zijde-, flanelen katoenweverijen, teerfabrieken enz.

2) Cosenza, hoofdstad der prov. C., aan de noordhelling van een heuvel, aan de Crati, ter plaatse waar deze de Busento opneemt, aan de spoorlijn Sibari—Cosenza (69 km.), is zetel v/h. prov. bestuur, van een aartsbisschop en telt 20.000 inw.; op het plein voor de prefectuur een in 1879 onthuld gedenkteeken voor de gebroeders Bandiera en andere deelnemers aan den Calabrischen opstand van 1844, met allegorisch standbeeld der vrijheid, het werk van Giuseppe Pacchioni, en een Italiabeeld, verder een gotische kathedraal met het graf van Lodewijk III van Anjou, die hier in 1435 overleed, meerdere andere kerken, kloosters, een prachtig paleis van justitie, twee academies der wetenschappen en schoone kunsten, een koninklijk college, een seminarie, enz.; in den zomer is de stad zeer ongezond (moeraskoorts). Zij drijft een belangrijken handel in zijde, olie, wijn, hennep, koren en honig en in de ter plaatse vervaardigde fayence-, ijzer- en staal waren; in de uitermate vruchtbare omgeving liggen een 40-tal dorpen en steden.

< >