Gepubliceerd op 14-03-2021

Cornelis de witt

betekenis & definitie

nederl. staatsman, geb. te Dordrecht, uit een aanzienlijk geslacht, 26 Juni 1623, overl. te ’s Gravenhage 21 Aug. 1672, legde zich toe op de rechtswetenschap en de krijgskunde. Hij trad in 1650 in het huwelijk met Maria van Berkel, vestigde zich in zijn geboortestad, bekleedde daar het ambt van burgemeester en was haar vertegenwoordiger in de Staten van Holland en West-Friesland.

Bovendien was hij baljuw van Beierland, ruwaard van Putten en een der curatoren van de hoogeschool te Leiden.Na de gebeurtenissen van 1650 stelde hij zich met zijn broeder Jan (zie ald.) aan ’t hoofd der zuiver republikeinsohe of staatsgezinde partij (Loevesteinsche factie), werd door Holland als gevolmachtigde op de vloot gekozen, woonde in deze hoedanigheid den tocht naar Chattam bij, en ontving als eerbewijs van de Staten van Holland een gouden beker, terwijl een schilderij op het stadhuis ter herinnering aan die zegepraal werd gemaakt. In 1672 werd hij' andermaal tot gecommitteerde op de vloot benoemd en nam, nu op het admiraalschip „De Zeven Provinciën”, deel aan den slag van Solebay. Bij zijn terugkeer werd hij door het opgehitste grauw slecht ontvangen, dat zijn woning wou binnendringen en door de burgerwacht verdreven moest worden. Kort daarop drong de opgezweepte volksmenigte het bestuur der stad het „Eeuwig Edict” te herroepen, welke herroeping ook de W. moest onderteekenen. Toen de Staten van Holland den jongen prins Willem III tot stadhouder hadden verheven, werd de W. door zekeren Tichelaar aangeklaagd, dat hij hem had willen overhalen om den prins te vermoorden. Gevangen genomen en naar ’s Gravenhage overgebracht, bleef hij! alle schuld ontkennen, ook op de pijnbank, wat niet belette dat hij veroordeeld en voor eeuwig uit Holland en West-Friesland verbannen werd.

Het opgestookte gemeen snelde echter naar de Gevangenpoort, en bracht hem met zijn broeder Jan op de gruwelijkste wijze om het leven. Een onderzoek naar de schuldigen werd niet ingesteld, hoewel de Staten-Generaal dit nadrukkelijk van den stadhouder verlangden.

< >