(graaf) ital. staatsman, geb. te Castellamonte bij Ivrea 1827, stud. in de rechten te 'furijn, nam dienst bij de bersaglieri (1848), maar verloor bij Kivoli (1849) een oog, en wijdde zich toen aan- de staatkunde. Hij vergezelde Cavour op diens reizen naar Parijs en Londen (1855) en ’t congres te Parijs (1856).
In den oorlog tegen Oostenrijk (1859) bevond hij zich in het hoofdkwartier van Napoleon III, bij wien hij, na het sluiten van den vrede, tot gevolmachtigde werd afgevaardigd, maar toen de verhouding tusschen Frankrijk en Sardinië in hartelijkheid was verminderd, tengevolge van den inval der Piemonteezen in den Kerkelijken staat, verliet hij Parijs en werd algemeen staatssecretaris van den prins van Carignan en plaatsvervanger van koning Victor Emmanuel voor de Napolitaansche gewesten. In 1861 werd hij als ambassadeur naar Parijs gezonden, bleef daar tot 1876 en kwam toen in dezelfde functie, achtereenvolgens te St. Petersburg, Londen (1882) en Weenen (1885). N. schreef veel over Piemonteesche folklore en deed de Brieven van Cavour aan gravin de Circourt het licht zien.