Gepubliceerd op 23-02-2021

Constantijn huygens

betekenis & definitie

heer van Zuylichem, nederlandsch dichter, geb. 4 Sept. 1596 te Den Haag, overl. ald. 28 Maart 1687, was rekenmeester en secretaris van de prinsen Frederik Hendrik, Willem II en III, en werd door den laatste in 1661 naar Frankrijk gezonden, om het door Lodewijk XIV in bezit genomen prinsdom Oranje terug te bekomen, waarin hij gelukkig slaagde. H. is een der voornaamste dichters der 17de eeuw.

Nadat hij als latijnsch dichter was opgetreden met Otia (1625), zagen zijn Ledige uren (1645) het licht, welke nederlandsche, latijnsche, fransche en italiaansche verzen bevat. De nederlandsche verschenen later vermeerderd met andere in zijn Korenbloemen in 19 boeken (’sHage 1658). Bilderdijk bezorgde een uitgave van deze (Leid. 1824, 6 dln.). Zijn Zeestraat werd door J. G. Lalau in 1838, zijn Cluyswerk door Jonckbloet in 1841 uitgegeven.

Zijn in latijnsche verzen geschreven Sermones de vita propria gaf P. Hofman Peerlkamp het eerst uit, met een nederlandsche vertaling in dichtmaat door A. Loosjes (Haarl. 1817). De poëzie van H. is zinrijk en krachtig, maar op vele plaatsen door het ineengedrongene duister, terwijl onder zijn Sneldichten enkele niet vrij zijn van valsch vernuft en van onkieschheid in de uitdrukking, wat ook van Trijntje Cornelis geldt. Nieuwere uitgaven van werken van H. zijn die van Van Vloten, 8 dln., Schiedam 1864, en van Worp, Gron. 1892 vgl.; Jorissen gaf in 1883 zijn Mémoires in het licht (Den Haag), Jonckbloet en Land zijn Musique et musiciens au 17e siècle. Correspondance et oeuvres musicales de Gonst.

H. (Parijs 1883), Unger zijn dagboek (Amst. 1885, als bijlage van Oud-Holland). Zie Jonckbloet, Const. H. (Amst. 1871).

< >