Clusia

betekenis & definitie

L. Plantengeslacht van de familie der Clusiaceeën, met een 60-tal soorten, hoornen of struiken, grootendeels inheemsch in de tropen van Amerika; zij hebben lederachtige bladen en meest alleenstaande, gele, roode of purperkleurige bloemen; ongeveer allen bevatten een taai, kleverig, balsemachtig sap; C. rosea zweet een gomhars uit, die voor het kalefateren van schepen wordt gebezigd; genoemde soort wordt gevonden in WestIndië en Zuid-Amerika; C. flava levert de hog-gummi of zwijnegom, een wondmiddel, dat dikwijls in de plaats van de kopaivabalsem wordt gebruikt; de naam zwijnegom is misschien afkomstig van de gewoonte, toegeschreven aan de zwijnsoorten in die streken, om bij verwondingen zoo lang tegen de stam van den boom heen en weer te schuren tot het sap uit de schors te voorschijn komt,