(ital. Coira, fr, Coire) Hoofdpl. v/h. zwitsersch kanton Graubünden, 590 m. boven zeespiegel, aan de Plessur, 2 km. boven haar monding in den Rijn; C. is onregelmatig gebouwd, heeft nauwe straatjes, en 9400 inw., waaronder ongeveer 2800 r.-kath., die meest binnen de met ringmuren omgeven, het hooger gelegen oostelijk deel der stad innemende bisschopswijk wonen; deze wijk of hof, het merkwaardigste punt der stad, was voorheen een romeinsche standplaats, en is sinds de 5l1e eeuw zetel van den bisschop van Chur; hier bevinden zich ook de bisschoppelijke hoofdkerk (de St.
Lucius-dom), het bisschoppelijk slot enz. In de stad zelf zijn de voornaamste gebouwen het kantonnaal regeeringsgebouw, het ouderwetsche stadhuis, het postkantoor, het Rhatisch museum van oudheden, de Graubiindensche bank en het ziekenhuis. C. heeft een r.-kath. priesterseminarie, een kweekschool voor onderwijzers, enz. De stad ligt aan de spoorlijn Rohrschach-Chur; een goed deel van haar welstand dankte zij vóór de opening van den Gotthardbaan aan haar ligging aan den grooten weg van Duitschland over den Splügen naar Italië.