Gepubliceerd op 29-01-2021

Christian fürchtegott gellert

betekenis & definitie

Duitsch dichter, geb. 4 Juli 1715 te Hainichen in het Saksische Ertsgebergte, waar zijn vader predikant was, werd in 1729 o/d Vorstenschool te Meissen gedaan, waar hij vriendschap sloot met Gärtner en Rabener, studeerde van 1734 af eenige jaren te Leipzig in de theologie, verhuurde zich in 1739 als huisonderwijz. bij ’n adellijke familie nabij Dresden en vestigde zich in 1741 te Leipzig als academisch onderwijzer in de letterkunde en wijsgeerige zedenkunde. G. had zich destijds reeds bekend gemaakt door eenige fabelen, vertellingen en leerdichten, die hij in Schwabe’s Belustigungen des Verstandes und. Witzes had geplaatst. Zijn voorlezingen vonden veel toeloop, hetgeen aanleiding gaf, dat hij in 1751 als buitengewoon hoogleeraar der wijsbegeerte aan de Leipziger hoogeschool werd verbonden.

Behalve dat zijn lessen, vooral die over de dichtkunst en welsprekendheid, druk bezocht werden, was zijn invloed op de studeerende jongelingschap buitengewoon groot, terwijl zijn voorlezingen over de wijsgeerige zedenkunde niet alleen ’t verstand zijner toehoorders ontwikkelden, maar ook hun gemoed vormden. Hierdoor en door de uitgave van zijn fabelen, redevoeringen en mengelschriften verspreidde zich G.’s roem tot over de grenzen, zoodat hij gedurende den zevenjarigen oorlog een menigte bezoeken en bewijzen van achting ontving. Zelfs Frederik de Groote, anders weinig ingenomen met menschen, bij wie ’t christelijk beginsel op den voorgrond stond, ontbood G. bij zich en onderhield zich minzaam met hem. Algemeen geacht en bemind, overl. hij 13 Dec. 1769, betreurd als rechtschapen mensch, zedig geleerde, gemoedelijk christen. Zijn meest bekende schriften zijn in de eerste plaats zijn Fabelen, vol eenvoud, geest en zedenkunde, dikwijls uitgegeven en ook in het nederl. overgebracht; voorts zijn Zedektmdige lessen, eveneens vertaald, en Geestelijke gezangen en liederen, van welke sommige in de protestantsche gezangboeken zijn opgenomen. Zijn roman Het leven •eener Ziceedsche gravin is, evenals zijn Blijspelen, meer zedelijk nuttig dan boeiend, terwijl zijn Brieven nog slechts als proeven van eenvoudigen stijl de aandacht verdienen.

De Nederlandsche vertaling van eenige zijner redevoeringen en verhandelingen, onder den titel Mengelschriften (Amsterdam, 1775), bevat een verhandeling over G.’s leven en schriften door Garve. Ook Cramer (Leipzig 1774) en Döring (Leipzig, 1833, 2 dln.) beschreven G.’s leven en karakter. In ’t oorspronkelijke zijn G.’s Sammtliche Werke uitgegeven het eerst te Leipzig, 1769—’74, 10 dln., later tallooze malen herdrukt (nieuwste druk 10 dln. Berl. 1867). In 1865 werden twee standbeelden voor hem opgericht (in ’t Rosenthal bij Leipzig en in zijn geboorteplaats).

< >