land der zon, land van het oosten. Naam van de landstreek tusschen de steppen van het laagland van Turan en de woestijn van het hoogland van Iran, reikt van Afghanistan in het o. tot aan de perzische provinciën Masen-Deran en Irak-Adsjmi in het w.; deze van 800 tot 1200 meter hooge landstreek wordt doorloopen door vele bergketens, als in het n. door het Binalüdgebergte, den Ala-Dagh en den Dsjoewein-Koh, en in het z. door den Gesoek-Koh en den Doeboej-Kok; het klimaat is in den zomer zeer warm en des winters vrij koud; de bodem is overal waar water voorhanden is vruchtbaar.
C. vormt in staatkundigen zin geen geheel meer; het kleinste oostelijk deel heet Herat en behoort tot Afghanistan; het grootste westelijk deel vormt onder zijn ouden naam, Chorassan, het n.o. deel van het Perzische rijk en ongeveer1/^ daarvan, 322.118 km2, groot met 844.000 inw. Een groot deel van C. komt op de onbewoonbare zoutwoestein Lüt (in het zuiden) en de Groote Zoutsteppe of Kewir (in het noorden) en op andere onbewoonbare streken, waartusschen enkele oasen zijn gelegen. C. levert in hoofdzaak graan, ooft, wijn, officineele kruiden en zijde; ook worden er kameelen, paarden en schapen gefokt. Onder de inwoners hebben de Tadsjiks de overhand; overigens wordt het land door nomadische stammen van arabischen, turkschen, koerdischen en afghaanschen oorsprong bewoond, die veeteelt bedrijven en voor het overige hoofdzakelijk van roof leven. Industrie ontbreekt bijna ten eenenmale; niettemin bestaan er weverijen van shawls enz., benevens wapenfabrieken. De karavaanhandei vooral bloeit, De hoofdstad is Meschhed; ten w. daarvan het beroemde Nischapoer en ten n.w.; de puinhoopen der oude hoofdstad Thüs, met het grafteeken van Pirdusis.C. bestaat uit de landschappen oudtijds bekend onder de namen Parthyaea, Margiana en Aria, en vormde voorheen een deel van het perzische rijk. In de 3(ll‘ eeuw v. Chr. kwam zijn oostelijk deel onder de heerschappij der grieksche koningen van Bactrië, na wier val en den ondergang der Seleuciden het onder de Arsaciden aan het rijk der Parthen kwam, om onder de Sassaniden weer aan Perzië te komen Met de verovering van dit laatste rijk door de kalifs, in 646, kwam het onder de heerschappij der Arabieren, tot in 820 zijn stadhouder Tahir zich onafhankelijk maakte. In den aanvang der llae eeuw werd het bij den val der Samaniden bij het rijk Ghasnaviden ingelijfd; reeds in 1037 echter kregen de Seldsjoeken in het westen vasten voet, tot eindelijk in 1117 Handschar, de beheerscher van Perzië, van het geslacht der Seldsjoeken, geheel C. veroverde. In 1220 kwam het door Dschingis-Khan aan de Mongolen. Na Tamerlan’s dood was het ’t middelpunt der macht zijns zoons, Shah-Roch, onder wiens lange regeering C. een zeldzaam lang tijdperk van vrede had. Het Oesbeken-opperhoold Siaibel-klian verjoeg in 1507 den opvolger van Shah-Roch, doch moest na een langdurigen kamp C. aan Shah Ismaël Soefi van Perzië afstaan. Van dit rijk bleef het sinds deel uitmaken, met uitzondering van Herat, dat sinds 1716 een twistappel tusschen Perzië en Afghanistan werd en ten slotte aan laatstgenoemd land kwam.