Gepubliceerd op 23-02-2021

Chlodwig zu hohenlohe-schillingfürst

betekenis & definitie

(vorst) prins zu Ratibor en Corvei; duitsch staatsman, geb. 31 Maart 1819 te Rotenburg aan de Fulda, kreeg 1846 als erfelijk lid zitting in den beierschen rijksraad en bestreed hierin de oostenrijkschgezinde politiek der klerikale ministeries Schrenk en Von der Pfordten; na den oorlog van 1866 vorderde hij eerlijke en openlijke aansluiting van Beieren bij Pruisen en werd op een, dit op den voorgrond stellend program tot minister van buitenlandsche zaken benoemd. Tevens tot lid van het tol-parlement gekozen, was hij gedurende drie sessies vice-president daarvan.

H.’s vriendschappelijke houding jegens Pruisen en zijn optreden tegen de Jezuïeten en tegen de politiek v. h. Vatikaan verwekten veel agitatie en bij de verkiezingen van 1869 kwamen de ultramontanen in de meerderheid, zoodat het kabinet-H. moest aftreden. In den rijksraad stemde hij in Dec. 1870 voor aansluiting bij het duitsche rijk. In den eersten duitschen rijksdag zat hij voor Forcheim; hij sloot zich aanvankelijk bij de liberale rijkspartij aan, doch behoorde sinds 1874 niet meer tot een bepaalde fractie. In Mei 1874 volgde hij Arnim (zie ald.) op als gezant te Parijs; in Juli 1885 werd hij in de plaats van Manteuffel stadhouder van Elzas-Lotharingen; hier deed hij veel voor de pacificatie, en dat bij de eerstvolgende verkiezingen niettemin in alle districten protestkandidaten (zie Elzas-Lotharingen) werden gekozen, werd toegeschreven aan vrees voor wraak van Frankrijk bij een eventueelen revanchekrijg; echter werden toen door hem strenge maatregelen genomen. Na het aftreden van Caprivi werd H. 29 Oct. 1894 tot rijkskanselier van het duitsche rijk en minister-president van Pruisen benoemd.

In zijn program stonden bovenaan: hervorming der rijksbelastingen, krachtige koloniale politiek, versterking der vloot, verbetering der economische toestanden, bestrijding der sociaal-democratie. In de buitenlandsche politiek streefde hij er naar, den driebond in stand te houden. In het najaar van 1900 vroeg hij, voor de buitenwereld tamelijk onverwacht, ontslag, hetwelk hem 16 Oct. van dat jaar gegeven werd. Hij overl. 6 Juli 1901 te Ragaz.

< >