(Sir), britsch admiraal, in 1786 te Falkirk geb., nam in 1810 deel aan den veldtocht op het Pyreneesehe schiereiland en bemachtigde in 1811 het eiland Ponza bij Gaëta. In 1832 trad hij als admiraal in dienst van Don Pedro en won den zeeslag bij het voorgebergte St.-Vincent, 5 Juli 1833, waarop Pedro hem tot visconde do Cabo de SanVincente benoemde.
In 1840 nam hij als commodore onder het opperbevel van admiraal Stopford aan den krijgstocht tegen MehemedAli en Ibrahim-Pacha deel en sloot een verdrag met den eerste. In 1846 schout-bij-nacht en in 1853 vice-admiraal geworden, kreeg hij in 1854 het opperbevel over de engelsche vloot in de Oostzee. Daar hij echter weinig uitrichtte en deswege door het ministerie werd aangevallen, legde hij het commando neder, en werd in 1855 als afgevaardigde van Southwark lid van het parlement, in 1858 tot admiraal verheven en overleed in 1860. Hij schreef: The war in Syria (2 dln., 1842) en The Navy its past and present state (1851).Sir Charles James N., engelsch generaal, geb. te Londen 1782, overl. 1853 hij onderscheidde zich in den veldtocht in Spanje tegen de Franschen, werd in 1821 gouverneur van Cephalonia, voerde het opperbevel in den oorlog in Sind en Beloedsjistan (1841), overwon de inboorlingen in de gevechten bij Meanee en Hyderabad en veroverde het land van Sind in 1845. In 1847 werd hij teruggeroepen maar van 1849 tot 1851 weder aan het hoofd der strijdkrachten in Indië geplaatst. In laatstgemeld jaar trok hij zich uit het openbaar leven terug.
