eng. geoloog, 14 Nov. 1797 te Kinnardy in Forfarshire geb., studeerde te Oxford en werd in 1831 hoogleeraar in de geologie aan het King’scollege te Londen. Na eenige kleinere geologische opstellen, verscheen zijn uitvoerig en beroemd werk Principles of geology (3 dln., 1830—33, 12de dr. van Förster, 1876), waarvan een gedeelte later verscheen o. a. onder den titel Elements of geology (6de uitg. 1865).
In Geological evidences of the aniiquity of man (3de uitg. 1863), toonde hij de aanwezigheid aan van menschelijke overblijfselen in aardlagen, wier vorming langen tijd voor de algemeen aangenomen scheppingsperiode moet plaats gevonden hebben. L. hield zich ook met de poëzie bezig en vertaalde de lyrische gedichten van Dante in het engelsch.