engelsch romanschrijver, geb. te Holne 1819, overl. te Bversley 1875) Was sedert 1844 tot aan zijn dood pastor van Eversley, van 1860 tot ’69 professor in de moderne geschiedenis te Cambridge en werd in 1873 kanunnik van Westminster en kapelaan der Koningin. K.’s eerste werken waren gedichten, o. a.: The Tragedy of the Saint (1848), maar weldra drukte hij zijn gevoelens en gedachten uitsluitend in proza uit, in leerredenen, couranten-artikelen en romans.
Van de eersten werden vooral vermaard: Dorpspreeken (1844) en Preeken (1856), van de laatsten Alton Lock (1849), Yeast (1849), Hypathie (1853), Westward Ho (1855), Glaucus (1855), He kinderen van. het water (1863). Het onderwerp en het doel van de meeste van K.’s werken was door de „vereeniging van het kapitaal, den arbeid en het talent” den maatschappelijken toestand der armen te verbeteren.Zijn broeder George Henry, geb. 1830, overl. 1876) romanschrijver, schreef o. a.: Geoffroy Hamlijn (1859), Kavenshoe (1861), Austin Elliot (1863), The Hilyars and the Burtons (1865).
