fr. organist en pianist van groote gave, geb. 9 Oct. 1835 te Parijs, stond o. a. onder leiding van Halévy en Gounod. Sedert 1870 wijdde S. zich geheel aan 't componeeren en bracht hij' op verschillende concertreizen zijn werken in uitvoering, waarbij hij zich ook als een uitstekent dirigent en voortreffelijk pianist deed kennen.
Hij wendt in zijn composities de klassieke vormen aan en versmaadt ook de moderne middelen niet. Wereldberoemdheid verschaften hem eerst zijn symphonische werken Phaëton, Le rouet d’Omphale, La jeunesse d’Hercule en vooral zijn Danse macabre. Voorts schreef hij o. a. : 3 symphonieën (Es dur, A moll en C moll); vele marschen; 5 klavierconcerten; quartetten voor piano; romance voor fluit en orkest; werken voor 2 piano's, voor orgel en koorwerken en verschillende opera's, waarvan vooral Samson et Dalila genoemd moet worden. S. schreef ook theoretische werken o. m. : Harmonie et mélodie (1885) en Portraits et souvenirs (1903). Een opgave van al zijne werken tot 1898, vindt men in Reimans „Berühmte Musiker”. S. was ook lid der commissie van het conservatoire en nam als zoodanig Nov. 1905 zijn ontslag.