Engelsche gravenwaardigheid in het huis Howard; de eerste drager ervan was Charles Howard, wiens verheffing tot graaf van C. in 1661 plaats had. Frederick Howard, 5de graaf van C., geb. 1748, werd in 1778 als hoofd eener commissie die te trachten had met de opgestane koloniën onderhandelingen te openen, naar Amerika gezonden, was in 1780—82 lord-luitenant van Ierland, voerde tot aan het uitbreken der fransche revolutie in 1789 oppositie tegen Pitt, en behoorde daarna tot diens aanhangers; hij overl. 1825; zijn gedichten werden onder den titel Tragedies and poems of Frederick, Earl of Carlisle in 1801 uitgegeven.
Hij was oom en voogd van lord Byron. Zijn zoon, George Howard, 6d; graaf van C., geb. 17 Sept. 1773, nam als whig ijverig deel aan het politieke leven, volbracht meerdere diplomatieke zendingen, en trad onder Canning in 1827 als zegelbewaarder in het kabinet; in Grey’s ministerie, 1830—34, was hij minister zonder portefeuille. Hij overl. 7 Oct. 1818. Zijn oudste zoon, 7de graaf van C., geb. 18 April 1802, eerst als Mr. Howard, daarna als Lord Morpeth bekend, was van 1835—41 onder Melbourne eerste secretaris van Ierland, in welk land hij zich zeer bemind wist te maken; hij bekleedde daarna nog enkele ambten, deed uitgestrekte reizen en overl. 5 Dec 1864; hij schreef ook gedichten. George James Howard, geb. 1843, werd in 1889 graaf aan C.; zijn erfgenaam van den graventitel is viscount Morpeth, geb. 1867
