De Loopkevers. Insectenfamilie van de orde der Schildvleugeligen, Coleoptera, en van de groep der Coleoptera-pentamera, met een 700J-tal soorten: allen zijn rank maar krachtig gebouwd, hebben stevige pooten, waarmee zij snel over den grond kunnen loopen, eu sterke, mond-' doelen, die hen tot ware roofkevers stempelen; de onderkaken hebben hoornachtige kauwplaten waarvan de binnenste aan den vrijen rand met haartjes bezet zijn; schijnbaar is elke onderkaak van twee voelers voorzien, het gevolg van de verlenging der uit twee leedjes bestaande buitenste kauwplaat; de sprieten zijn draadvorrnig, en altijd uit elf leedjes saamgesteld; het achterlijf heeft zes of zeven buik ringen, waarvan de drie eerste met elkander vergroeid zijn; de larven hebben meestal een langgerekt lichaam en vrij lange pooten.
Loopkevers komen voor in alle luchtstreken; opmerkelijk is het in deze familie, dat juist vele der grootste eu levendigst gekleurde soorten niet in de tropische gewesten maar in de gematigde luchtstreek gevonden worden. Zoowel iu den toestand van larve als van volkomen insect leven zij uitsluitend van dierlijk voedsel. Meestal verdeelt men de Loopkevers nog in twee onderlamilien, de Cicindclidae, zand kevers, en de Carabici, eigenlijke Loopkevers of Aardtorren. Zie Cicindelidae en Carabici.