Oudtijds naam van een landschap in Klein-Azië, hetwelk door de Propontis en den Thracischen Bosporus van Europa gescheiden was, en dat in het n. aan de Pontus Euxinus, in het o. aan Paphlagonie, waarvan het door de rivier Parthenium gescheiden was, in het z. w. aan Mycië, waar het door de rivier Rhyndakus werd bepaald, en in het z. aan Phrygië grensde De hoofdrivier van het landschap was de Sangarius (thans Sakaria). De belangrijkste steden waren de grieksche koloniën Chalcedon, Heraclea, Myrlea (later Apamea) en Astacus, op welks plaats, toen het door Lysimachus verwoest was, Nicomedes I Nicomedea stichtte, dat de residentie der koningen van Bithynië werd en zich tot een der aanzienlijkste steden van Klein-Azië ontwikkelde.
Ook Nicea en Crusa waren bloeiende steden. De bew., de eigenlijke Bithyniërs tenminste, behoorden tot den thracischen volksstam ; in het zuiden deslands woonden bijna uitsluitend Phrygiërs, in het land rondom den berg Arganthonius veel Myciërs; de afkomst der in het oosten van B. woonachtige, langen tijd den Grieken van Heraclea onderworpen Mariandyniërs is onbekend gebleven. Door Croesus kwam B. omstreeks 560 v. Chr. bij het Lydische rijk en na den ondergang daarvan aan het Perzische. Na den slag aan de Granikus in 334 was B. een der weinige streken in Klein-Azië, die zich niet aan Alexander den Groote onderwierpen. Intusschen verkrijgt de geschiedenis van B. ook eerst omstreeks dezen tijd eenigen samenhang, terwijl omtrent den voortijd niets dan enkele vluchtige trekken zijn opgeteekend.
Ten tijde van Alexander den Groote hergaf Bas of Bias, zoon van Boteras, zijn land de onafhankelijkheid, doordien hij Calas, zoon van Hapalus, en stadhouder dezer gewesten, versloeg en zich zelf aan het hoofd der regeering stelde, hoedanig hij zich een halve eeuw handhaafde; hij stierf als onafhankelijk vorst in den leeftijd van 71 jaren; met hem vangt de dynastie der acht onaf hankelijke koningen aan, welke volgens Synccllus (Appianus telt er negen op) gedurende een periode van 213 jaren over B. regeerden, waarna het rijk op ging in dat der Romeinen, om nimmer weer als zelfstandige staat op te treden. Bas werd opgevolgd door zijn zoon Zipoetes, die 48 jaren regeerde; zijn-pogingen, om ook het gemeenebest Heraclea onder zijn heerschappij te brengen, mislukten; gelijke pogingen ten opzichte der Chalcedoniërs hadden beter gevolg, van welk volk hij in één veldslag 8000 man versloeg; vervolgens het beleg slaande voor hunne hoofdstad, zag hij zich weldra gedwongen dit op te breken om zijn eigen grondgebied tegen Patrocles, een der veldheeren van Antiochus Soter, te verdedigen; hij overviel genoemden veldheer met zijn Syriërs op het onverwachtst, versloeg hem volkomen, en werd zoodanig door vreugde over deze overwinning aangegrepen, dat hij stierf, 76 jaren oud zijnde, de regeering overlatende aan Nicomedes, den oudste zijner vier zonen. Deze, vol argwaan tegen zijn broeders, deed er twee van ter dood brengen, terwijl de jongste, evenzoo Zipoetes, volgens Livius Ziboetas, geheeten, zich door een tijdige vlucht wist te redden, zich van de kuststreek Thracia Asiatica meester maakte en van hier uit een langdurigen en bloedigen oorlog tegen zijn barbaarschen broeder voerde. Terwijl deze oorlog met wisselend succes werd voortgezet, sloot Nicomedes een verbond met Antigonus Gonatas en haalde zich hierdoor het ongenoegen van Antiochus Soter op den hals, die dadelijk groote toebereidselen maakte om den bondgenoot van zijn tegenstander te tuchtigen. Nicomedes, hierdoor zeer in het nauw gebracht, riep de hulp in der Galliërs, die bij deze gelegenheid voor de eerste maal naar Azië óverkwamen; deze verleenden, volgens Titus Livius, hun hulp op voorwaarde dat hun het oostelijk deel van B., tusschen den Hypias en Paphlagonië, zou worden afgestaan; volgens Demetrius Byzantius maakten zij zich met geweld meester van deze landstreek, die sinds naar hen Gallo-Graecia of Galatië genoemd werd. Nadat de voorwaarden waren bepaald, verschenen de Gallische hulpbenden in B., naar Pausanias in het derde jaar der 125ste Olympiade, verijdelden de pogingen van Antiochus on verdreven Nicomedes’ broeder uit al zijn bezittingen.
Na deze dubbele overwinning stichtte Nicomedes de stad Nicomedia en had voorts een rustige regeering, door zijn willekeur echter reeds zaden voor nieuwe beroeringen uitstrooiende. Hij had n.l. bij zijn eerste gemalin, Diticele, twee zonen, Zela of Zielas en Prusias, behalve een dochter, Lysandra; en bij zijn tweede vrouw, Etazeta, een zoon, Tibites; op aandringen van Etazeta zond hij zijn oudsten zoon Zela naar Armenië in ballingschap en beschikte over de opvolging, ook met voorbijgaan van zijn tweeden zoon Prusias, ten gunste van den jongste, Tibites. Onmiddellijk na den dood zijns vaders bracht Zela echter in Armenië een leger van Gallische huurbenden op de been, verdreef hiermee zijn broeder, maakte zich meester van de regeering, heerschte tot zijn dood in vrede en werd opgevolgd door zijn zoon Prusias, bijgenaamd Cholos (de Lamme); deze zag zich reeds dadelijk bedreigd door zijn oom, Tibites, die bij de Byzantijnen hulp had gevonden; Prusias verbond zich alsnu met de Rhodiërs tegen de Byzantijnen, wist zich staande te houden, versloeg daarop de Galatiërs of Galliërs, welke koning Attalus van Pergamus naar Azië had doen overkomen en onderwierp de phrygische grenslandschappen aan zijn heerschappij. In de oorlogen van dat tijdperk tusschen de Syriërs onder Antiochus en de Romeinen bewaarde B., hoewel van weerszijden als bondgenoot gezocht, een strikte onzijdigheid. Na de nederlaag der Syrische wapenen ontweek Hannibal het Syrische hof en begaf zich naar het hof van Prusias, die hem gunstig ontving en zich gemakkelijk liet overhalen om zoo al niet de Romeinen, toch hunnen trouwsten bondgenoot, koning Eumenes van Pergamus aan te vallen; de handige romeinsche staatkunde wist echter weldra een einde te maken aan den nu uitbrekenden verwoeden oorlog tusschen B. en Pergamus, waarbij zij tevens Prusias wist te bewegen Hannibal uit te leveren, waardoor de groote Carthager te Libyssa den dood vond. Kort daarop stierf Prusias I en werd opgevolgd door zijn zoon, Prusias II, bijgenaamd de Jager; deze vorst wordt geschilderd als een waar monster, behebt met en overgegeven aan de meest afschuwelijke ondeugden, daarenboven lafhartig, pronkziek en zoodanig verwijfd, dat hij openlijk in opzichtige vrouwenkleeding rondliep en zich door zijn gunstelingen gaarne geheel als vrouw behandeld zag.
In den worstelstrijd van Perseus tegen de Romeinen, koos hij, hoewel met do zuster van genoemden vorst, Apamea, door den echt verbonden, de zijde der Romeinen, en reisde na de nederlaag van Perseus zelf naar Rome, om den romeinschen senaat met den ondergang van Macedonië geluk te wenschen. Hij gedroeg zich bij deze gelegenheid uitermate onwaardig en lafhartig, en deed verhalen en bezigde gezegden, welke Polybius verklaart zich te schamen op te teekenen. Hij werd door den senaat met geschenken overladen, kreeg de juist aan Gentius, den koning der Illyriërs ontnomen vloot van 250 kleine schepen en keerde, met beloften aangaande teruggave van een vroeger aan B. toebehoord hebbende, doch door Antiochus in bezit genomen landstreek, naar zijn gebied terug, begon een oorlog tegen Pergamus, en had aanvankelijk succes, sloeg hierdoor verblind geen acht op de bedreigingen van den romeinschen senaat, zocht zijn zoon en opvolger, Nicomedes, uit den weg te ruimen, en werd door deze, die zich alsnu met do Pergamers verbond, onttroond en volgens sommigen eigenhandig om het leven gebracht; Nicomedes beklom alsnu onder den naam Nicomedes II den troon van B. verleende zich zelf den bijnaam van Epiphanes (Doorluchtige), pleegde gelijke schanddaden als zijn vader, en werd op zijn beurt door zijn zoon gedood. Deze zoon, Nicomedes III, sloot een verbond van vriendschap met koning Mithridates van Pontus, overviel met diens hulp Paphlygonië, vermeesterde dit land, deed een inval in Cappadocië, waarop Mithridates sinds lang aanspraken had doen gelden, huwde, om zijn verovering een schijn van wettigheid te geven met de weduwe des konings van Cappodocië, Mithridates eigen zuster, geraakte niettemin met zijn vroegeren bondgenoot in oorlog en werd door deze verslagen en van den troon gejaagd, die nu door Socrates Chrestus, zoon van Nicomedes II bij een danseres, Nysa geheeten, werd ingenomen, doch door do Romeinen aan Nicomedes III werd teruggegeven: op aanstoken der Romeinen, die belang hadden bij de onrust van KleinAziö, hervatte hij den oorlog tegen Pontus, werd nogmaals verslagen en verjaagd, leefde eenigen tijd in Paphlagonië als ambteloos burger, en werd door Sylla andermaal in de heerschappij hersteld; hij stierf kort daarop en werd opgevolgd door Nicomedes IV, den laatste der Bithynische koningen. Ten tijde van dezen vorst deed de toen nog jeugdige Julius Cesar onder den praetor Thermus zijn eerste veldtocht in Azië; van Nicomedes IV is weinig wetenswaardigs bekend, behalve dat hij, met uitsluiting van zijn eigen nakomelingen, de Romeinen tot erfgenamen van B. benoemde, en alzoo vrijwillig aan de onafhankelijkheid van dit land, dat sinds een wingewest van Rome bleef, een einde maakte. (75 v. Chr.) In de 3de eeuw werd deze landstreek door de invallen der Gothen geteisterd; in de llde door de Seldsjoekiden overheerd; in de 14de en 15de eeuw was het oude Prusia do residentie der Ottomanen, tot aan den val van Constantinopel (1453). Het oude B. komt thans in hoofdzaak overeen met het pachalik Kastamuni van Aziatisch Turkije.