(gr.) levensbeschrijving, is de beschrijving van het leven van een persoon, zoowel van de reeks van opeenvolgende gebeurtenissen of den levensloop als van do innerlijke ontwikkeling van dien persoon. Zij onderscheidt zich in dit laatste opzicht van een levensloopbeschrijving daar deze volstaat met het opsommen der voornaamste gebeurtenissen en voorvallen in het leven van het onderwerp, en van de necrologie, die zich in hoofdzaak bij een opgave van den datum van geboorte, van enkele handelingen en van den datum van overlijden bepaalt.
De zuivere B., als onderdeel der historiographie, kan slechts betrekking hebben op personen van algemeene beteekenis, die in eenig opzicht een geschiedkundige plaats innemen. Hoofdvereischten voor een goede B. zijn grondige bekendheid met de levensomstandigheden van het onderwerp, van het tijdvak waarin het leefde en van alles wat op zijn streven invloed uitoefende en er richting aan gaf, verder strenge liefde voor de waarheid en een onpartijdig standpunt. Een bijzondere soort van B. is de auto-biographie, waarbij het onderwerp zijn eigen leven beschrijft; beroemde voorbeelden hiervan zijn Augustinus’ Confessiones en Rousseau’s Confesdons. Tot deze soort van B. belmoren in zekeren zin ook de Memories of Gedenkschriften. Van de karakteristieken onderscheidt de B. zich in zooverre, als zij een menschenleven in zijn geheel zoekt te geven en in al zijn verhoudingen uitvoerig zoekt te ontwikkelen en bloot te leggen, terwijl de karakteristiek meer uit enkele karaktertrekken tot het innerlijk wezen tracht te besluiten. Werken die uitsluitend het innerlijk leven en den ontwikkelingsgang daarvan onder den invloed van idealen bcschoüwen, kunnen slechts bij uitbreiding van het begrip mede tot de biographiën gerekend worden (als b.v. Goethc's Dichtung und Wahrheit), daar zij wel naai' de ideale, doch minder naar de werkelijke of geschiedkundige waarheid streven.De ongemeen rijke biogr. literatuur bestaat uit afzonderlijke biographiön en verzamelingen daarvan. Reeds de oudheid kan op biographiön van ongewone persoonlijkheden wijzen (Agricola van Tacitus; Alexander de Groote van Curtius, enz.) De middeleeuwen leverden vooral biographiön van heiligen, martelaren, apostelen enz. Eerst sinds de 16tle eeuw kreeg de biogr. literatuur haar tegenwoordige® omvang. De biographische verzamelingen zijn zeer verschillend van aard; zij kunnen bevatten de voorn. persoonlijkheden uit alle landen en tijden (algemeene biographischc woordenboeken), enkel die van een bepaald tijdvak, (der oudheid, oener eeuw, van dennieuweren tijd, enz.), die van een enkel land, of die van een bepaalden stand (vorsten, staatslieden, kunstenaars, geleerden, enz.)
Voorbeelden van algemeene biographische verzamelingen zijn: Bayle, „Dictionnaire historique et critique” (laatstelijk verschenen te Parijs, 1820, in 16 dln.); Buddeus, „Allgemeines histor. Lexicon (6dln., Leipz., 1730—40); Chaudon, „Dictionnaire historique (nieuwste uitgave, (1822--23, 30 dln ); Grohmann, „Neueshistor.-biogr Handwortel buch” (10 dln., Leipz., 1796—1808); Aikin en Enfield, „General Biography” (10 dln., Lond., 1799—1815); Bauer, „Neues histor. biogr.-litterar. Handwörterbuch”; ,,B. universelle”, van Michaud, met de supplementen 85 dln., Parijs, 1811—62; nieuwe uitgave 1865, 45 dln.: Chalmers, „General biographical Dictionary” (laatste druk, 32 dln., Lond., 1812— 17); Hoefer, ..Nouvelle biographie générale” (46 dln., Par. 1857—66).
Het talrijkst zijn onder de verzamelingen biographiön die van beroemde of merkwaardige personen eener bepaalde natie. Zoo heeft men
voor Nederland, België en Luxemburg: Van der Aa, „Biographisch Woordenboek der Nederlanden” (21 dln., Haarl. 1852—78); J. C. Kobus en W. de Rivecourt, ..Beknopt Bieographisch Woordenboek van Nederland“ (3 dln., Zutph., 1861); „B. nationale” (10 dln., Brussel, 1866—89); Reyen, „B Luxembourgeoise” (2 dln., 1876);
voor Frankrijk: d’Auvigny, „Vies des hommes illustres do la France" (27 dln., Par. 1739— 57); ,,B. moderne” (2 dln., 1875); Glaser, „B. nationale des contemporains” (1878);
voor Duitschland en Oostenrijk: Schirach, „B. der Deutschcn” (6 dln., Halle, 1770—74); Klein, „Leben und Bildnisse der groszen Deutschcn’’ (4 dln., Mannh., 1786—92); ..Allgemeine deutsche B." (uitgegeven door de commissie voor geschiedenis van de koninklijke Beiersche academie der wetenschappen, geredigeerd door Liliencron en Wegele, 1875—1892, A—S, 34 dln.): „Biogr. Lexikon des Kaiserthums Óesterreich (1856—91, 60 dln.);
voor Engeland: Fuller, „History of the worthies of England” (nieuwe uitgave, van Nichols, 2 dln., Lond. 1811); „Biographia Britannica" (2e druk, 5 dln , 1778—97); ..British Plutarch” (nieuwe uitgave, 6 dln., 1816); Granger, „Biographical history of Engeland” (5 dln. 1769—74); Lodge, „Portraits of illustrious personages of Great Britain” (nieuwe uitg., 8 dln., Lond. 1850); ..Dictionary of national Biography” van L. Stephen on S. Lee, dl. 1—30, 1885—92);
voor Denemarken en Zweden: Hofman, „Portraits historiques des hommes illustres de Danemark” (6 dln., Kopenh., 1746; uitgave in de Deensche taal, 3 dln., 1779); Bricka, .. Dansk biografisk Lexikon tilligo : mfattendc Norge” (1887): Gezelius, „Försök till ett biographiskt Lexikon öfver Svenska miin” (4 dln., Stokh., 1787); Palmblad, „Biographiskt Lexikon öfver Svenska man” (23 dln., lipsala, 1835—57, met vervolg, 9 dln.. 1857—83); Meijer, „Svenskt Literaturlexikon” (5 dln, 1885);
voor Italië: Sorgato, „Memorie funebri antichi e recente” (6 dln., Padua, 1856—62); Cantii, „Italiani illustri” (3 dln. Milaan, 1874): Tipaldo, Biografia degli Italiani illustri” (10 dln., Venetië, 1834—45);
voor Spanje: Quintana, ,,Vidas de Espanoles celebres” (3 dln., Madrid, 1833—41); voor Rusland: „Rigasche B.” (3 dln., Riga, 1881—84):
voor Amerika: Sparks, „Library of American Biography” (serie 1, 10 dln., serie 2, 15 dln., Boston, 1834—48); Wilson en Fiske, „Cyclopaedia of American Biography” (6 dim, New-York, 1888—89);
voor Brazilië: Pareira do Silva, „Plutarco Brasileiro'1 (2 dln., Rio de Janeiro, 1817); Manoel de Macedo, „Brasilian biograpliical AnnuaF' (4 dln., 1876);
voor Engelsch-Indië: Beale, „Grien tal biographical Pictionary"’ (Oaleutta 1881).
Onder de overige verzamelingen biographien zijn voorts te noemen die welke beoefenaars der wetenschap, in den meest uitgebreiden zin, bevatten, en die waarin de beoefenaars van een bepaald vak zijn opgenomen, van welke beide eategoriön bijna elk land meerdere verzamelingen heeft, als Nederland en België: Miracus, „lllustrium Galliae belgioae scriptorum icones et. elogia,’' (Antw., 1608); Foppens, .Bibliotbeca Belgiea” (2 dln., Brussel, 1739); Hofman Peerlkamp, „Vitae oxeellentium Batavorum“ (Leid., 1806); dezelfde. „Do vita, doctrina et facultate Nederlandorum, qui carmina latina composuorunt“ (2*' druk, Haarl., 1838), „Onze Hoogleerarenu (Rotterdam., 1898) enz.