of Benuö, verkeerdelijk ook Tschadda genaamd. De grootste zijrivier van den Niger in West-Afrika, ontspringt noordelijk Van Ngaunderej onder 8° NBr. en 13° 45' OL. v.
Gr., neemt bij Ribago de Majo Kebbi, een uitwateringsarm van het Nabaratmeer, op, en mondt uit bij Lokodscha, 480 km. van de kust. Zij is bevaarbaar van hare monding tot aan Ribago, over een lengte van 1100 km., doch slechts van Mei tot begin Jan. In den regentijd heeft zij een diepte van 3—9 meter, in den drogen tijd van j/s m- Behalve de Majo Kebba neemt zij nog rechts de Gongola, de Kaddera en de Okwa, en links de Faro, de Tarabba, de Bantadsji met deDongiWoekari, en de Katsena Allah op. Hare oevers begeleiden, beneden Jola, noordelijk den 200 km. langen Muribergketen met de 1000 meter hoogen Tangalo, zuidelijk hot Fumbinogcbergte, het Albemarlegebergte en de Oldfieldbergen. De bovenloop der B. werden in 1851 door Barth ontdekt; sinds werd deze rivier meermalen onderzocht, als in 1854 door Baikie met de stoomboot Plejade, in 1855 door Vogel, in 1867 door Rohlfs, en vooral door Flegel in 1879 enz.