Gepubliceerd op 20-01-2021

Billiton (eiland)

betekenis & definitie

of Blitoeng. Eiland tusschen Banka en Borneo, tenn begrensd door de Chineesche zee, ten o. door de Karimatapassago, ten z. door de Javazee. ten w. door de Gasparstraten, is gelegen tusschen 2° 31' 30'—3° 16' 30" Z.B. en 107» 31' 30'—108^ 18' O.L v.

Gr., 4807 km2. De kusten zijn eentonig; langs de westkust een smalle, hier en daar onderbroken strook zandgrond: aan de oostkust een breede zandvlakte met een van krokodillen wemelend moeras; het overig deel der kust, behalve dat van de westelijke helft der zuidkust, waar een smalle strook zandgrond wordt gevonden, bestaat uit afzettingen van bakoe (zee- en moerasmodder), met nog hier en daar moerassen, waarvan het grootste (128 km2.) in het zuidoosten is gelegen. Van de 154 langs de kust verspreide eilandjes zijn Mendanau, tegenover kaap Roe, Klemoa voor de monding der Tjeroetjoep, Klemambang ten zuiden daarvan, de grootste. Het eiland zelf bestaat uitheuvelland, met enkele toppen in het midden van ruim 500 meter, als de TadjamLati en de Tadjam-Bini in het Tadjamgebergte. Wat zijn aardkundige gesteldheid aangaat bestaat het hoofdzakolijk uit graniet, waarschijnlijk laat-devonisch graniet en schiefergesteente; evenals op Banka komen do verweeringsproducten der gesteenten, granietlateriet en schiefer-lateriet, voor. De voornaamste rivieren zijn aan de westkust de Doedat, de Tebal, de Brang, uitmondende in een gelijknamige baai, en de Tjeroetjoep, met vele zijrivieren en aan haar monding' bij vloed km. breed; aan den noordkust de Sedjoek, de Sinkei, de Padang, do Boeding', de hoofdrivier van noordelijk Billiton; aan de oostkust deLinggang; aan do zuidkust de Senoensoer, de Pesa, de Balok.

Het water der meeste rivieren is, voor het de moerassige kusten heeft bereikt, drinkbaar. Planten- en dierenwereld komen vrijwel overeen met die van Banka; men vindt er drie hertsoorten, geiten, overvloed van wilde zwijnen, apen, het spookdier, de gewone vleermuis, den kalong of vliegenden hond, de koebing of vliegende kat. de moensang of stink-boschkat, het schubdier, aan de kusten de doejong of zeekoe, de buismusch, de beo, de moerei, een inseeteneter, een groote uilsoort, boeroeng bantoe gcheeten, duiven, hoenders, reigers en snipachtigen, zee-, landen zoetwaterschildpadden, krokodillen, het kameleon, gekko’s hagedissen, slangen (python), padden on kikvorschen, en eindelijk vele zee- en zoetwatervisschen, insecten, schelpdieren (als Tridacna gigaa), enz. Het tinerts, het eenige wat omtrent dit eiland de belangstelling gaande houdt, bevindt zich in de oude gesteenten en in het rivierzand, doch hoofdzakoUjk in het alluvium; de tin-afzettingen zijn post-tertiair. Slechts enkele kleine plekken gronds leenen zich tot bebouwing (rijst, maïs, pisang, peper); veeteelt wordt bijna niet gedreven; nijverheid (mattenvlech- terij, tingieterij, ijzersmederij), handel, scheepvaart en vischvangst hebben weinig te beteekenen. Ingevoerd worden vooral rijst, olie, zout, tabak, kleeding, ruw metaal, vee, levensmiddelen, sterke dranken en gereedschappen; uitgevoerd worden tin (Billiton-Maatschappij), matten, rotan, hout, damar, was, schildpad, peper en agar-agar, dat aan de kust gevischt wordt. Do gemiddelde temperatuur bedraagt 271/./ C.; het eiland staat onderden geregelden invloed der moesons; windhoozen zijn niet zeldzaam; onweders komen bijna in het geheel niet voor; jaarlijkscho neerslag te Tandjong Pandan 2798 mm., te Boeding 3227 ram., te Manggar 2534 mm.; tusschen Juni—Oct. hcerscht betrekkelijkc droogte ; hoewel het eiland niet bepaald ongezond is, komen onder de mijnwerkers beri-beri en koortsen veelvuldig voor.

De inlanders, de Biilitoneczen, vormen geen eigen ras; evenals de Bankaneezen zijn zij onderscheiden in orang darali en orang sekah; deze laatste zijn krachtig van lichaamsbouw, zwartachtig bruin van kleur; zij spreken een eigen taal, die niet geschreven kan worden; zij belijden de ïnoham. godsdienst; hot zijn geboren zeelieden; een menigte staan als sjouwerlui of matrozen in dienst der Billiton-Maatschappij. De orang darali zijn klein, doch sterk, en hebben sprekende gelaatstrekken; zij zijn gastvrij, werkzaam en goedaardig; zij betalen geen belasting, doch moeten heerendiensten verrichten; grondbezit is onder hen zoo goed als onbekend; van koeliediensten hebben zij een diepen afkeer; de mannen dragen een korte wijde broek, een sarong en een hoofddoek, de vrouwen meest oen lange sarong met wit baadje; de kinderen loopen in den regel naakt; schoeisel is onbekend, behalve bij de hoofden; de huwelijksgebruiken zijn uiterst eenvoudig; polygamie is vergund doch komt weinig voor; hoofdvoedsel is rijst met spaansche peper en zout; het vleeschgebruik is zeer beperkt; de huizen zijn bijna alle op palen gebouwd. De Billitoneezen zijn zeer bijgeloovig, vooral ten opzichte van de geesten der afgestorvenen, en van de Pontianak, de geest eener schoone doch boosaardige -vrouw, die in de gedaante van een vogel door het land zweeft; hun eerbied voor de dooden is groot.Het eiland vormt met de omgelegen eilanden en klippen een eigen residentie (zie vorig artikel); do vijf districten, waarin het verdeeld is, hebben elk een inlandsch hoofd; de assistent-residont houdt verblijf in de hoofdplaats.

Met Banka kwam B. tusschen 1670 en 1680 aan het sultanaat Paleinbang en in 1812 aan de Engclschen; toen do Nederlanders in 1816 Banka weder in bezit namen, weigerde Engeland eerst de teruggave van B., op grond dat dit eiland niet uitdrukkelijk in artikel 2 der conventie van 1814 genoomd was; niettemin werd in 1817 besloten het eiland te bezetten, hetgeen eerst in 1822 tot uitvoering kwam; bij het traetaat van Londen, 1824, werd B. door de Engelschen aan Nederland afgestaan; in 1826 werd de bezetting en de assistentresident teruggeroepen, waarop onmiddellijk de zeeroof herleefde, totdat in 1852 B. tot oen eigen residentie werd verheven. B. bleef langen tijd verlaten, „alzoo het een dor en woest Eyland is” zegt cene generale resolutie van het Kasteel Batavia van 24 Dec. 1757 naar aanleiding van een onderzoek destijds ingesteld. Eerst in het midden van deze eeuw leidden herhaalde nasporingen tot de ontdekking van tinerts. Bij besluit van 15 Maart 1852 n°. 1 werd aan wijlen prins Hendrik der Nederlanden en V. G. baron Van Tuijll van Serooskerken voor den tijd van veertig jaren concessie verleend voor het ontginnen van delfstoffen bevattende en het in cultuur brengen van onbebouwde gronden op het eiland Billiton. Bij guuv. besluit van 7 Aug. 1857 n". 9 werd als incde-concessionaris voor een vijfde gedeelte erkend de heer J.

F. Loudon.

Tot exploitatie dezer concessie werd op 29 Sept. 1860 eene vennootschap onder den naam van „Billiton-Maatschappij”, opgericht, op welke vennootschap do koninklijke goodkeuring werd verleend op 28 Oct. 1860 (zie St.-Ct. van 9 Nov. 1860 n°. 266 on do latere wijzigingen in de statuten gebracht vermeld in de Staatsbladen van 1867 n°. 6, 1869 n°. 31 en 1876 n". 28). Kapitaal: f 5,000,000, verdeeld in 5000 aandeelen van f 1000, n.l.: a. 2500 aandeelen der eerste rubriek, gefourneerd in contanten, aan welke boven en behalve het dividend eeno vaste jaarlijksche uitkoering uit de kas der vennootschap gewaarborgd is; b 2500 aandeelen der tweede rubriek, afgestaan aan de concessionarissen als gedeeltelijke vergoeding voor den inbreng der concessie. "

Het krachtens de eerstgemelde regeeringsbeschikking, onder dagteekening van 23 Maart 1852, gesloten concessiecontract, zooals het op 10 Oct. 1864 werd gewijzigd, kwam eerst op ult. April 1892 te expireeren ingevolge de met genoemde maatschappij op 14 Maart 1892 gesloten overeenkomst betreffende eene nieuwe concessie voor een tijdvak van vijf en dertig jaren en wel van 1 Mei 1892 tot en met 30 April 1927. Krachtens art. 3 van die overeenkomst, bekrachtigd bij de Wet van 18 Juni 1892 (Ind. St. n<t 182) betaalt de BillitonMaatschappij jaarlijks aan het Gouvernement vijf achtste gedeelten van liet voordeelig saldo, waarmede hare winst- en verliesrekening wordt afgesloten.

De Billiton-Maatschappij is te ’s-Gravenhage gevestigd en moet zich in Ned.-Indië behoorlijk doen vertegenwoordigen. Als vertegenwoordigers kunnen alleen Nederlanders in aanmerking komen De Regeering kan zoowel in Nederland als in Ned.-Indië een commissaris en een plaatsvervangend commissaris bij de Maatschappij benoemen, ten laste van het land. De agentuur is opgedragen aan de Ned.Indische bank te Batavia. Deze concessie on> vat 647,447 bouws.

< >