Ben in 1837 door Gauss uitgevonden en latei' door den engel schen geleerde Harris verbeterd toestel tot het onderzoeken en verifieeren der wetten van Coulomb; het bestaat uit een magneetnaald, opgehangen aan twee evenwijdig loopende en zeer dicht bij elkander op gelijken afstand van het zwaartepunt der naald bevestigde draden; zoodra de beweegbare naald wordt aangetrokken of afgestooten, verliezen de draden hun vertikalen stand en wel naar verhouding van de intensiteit der kracht die op de naald werkt; de naald moet derhalve een weinig naar boven gaan, zoolang totdat er evenwicht ontstaat tusschen de zwaarte die haar zoekt te doen dalen en de electrische kracht die haar eenigszins doet rijzen door den schuinen stand der draden; Harris toonde aan dat de schommelingen der naald in dit geval isochronisch zijn en dat de kracht die haar op zekeren hoeks- of boogsafstand van hare evenwichtsligging houdt evenredig is aan dezen afstand; hij nam bovendien proeven niet een gewone, eenvoudige, zeer gevoelige balans, die door middel van op een der schalen geplaatste gewichten in evenwicht werd gehouden met de electrische aantrekkingen welke werden uitgeoefend op eene aan de andere schaal bevestigde schijf. Met beide toestellen bevond hij dat de wet van Coulomb, volgens welke de sterkten der afstootingen en aantrekkingen tusschen twee electrische lichamen in een omgekeerde verhouding van het vierkant des afstands staan, niet meer doorgaat wanneer de twee electrische lichamen met een ongelijke hoeveelheid electriciteit geladen zijn, of wanneer de electrische spanning zeer gering is, of eindelijk wanneer de hoeksafstand der beide lichamen kleiner is dan 9—10 graden.
De la Rive echter meent, dat deze uitzondering op de wet van Coulomb slechts schijnbaar is en dat deze wet eigenlijk slechts kan worden toegepast op mathematische punten en zij derhalve alleen kan doorgaan bij lichamen van zeer geringe afmetingen.