Trf. Tweetand, tandzaad.
Plantengeslacht van de familie der Compositen, met een 50-tal soorten in de gematigde en warmere zone; het zijn eenjarige kruiden met vertakten stengel; omwindselblaadjes in 2—3 kransen, buitenste kruidachtig, groen uitgespreid, doorgaans boven hethoofdje uitstekend; de binnenste droogvliezig, gekleurd, rechtopstaand; bloembodem eenigszins gewelfd, van strooschubjes voorzien, bloemen alle buisvormig en tweeslachtig, of die van den straal lintvormig en onvruchtbaar; vruchtjes met puntige van weerhaken voorziene naalden; bladen kruisgewijs, bloemen geel In Nederland komt B. tripartitus L. (hoofdjes rechtopstaand, bladen versmald in een korten stoel, zelden ongedeeld, bladlippen met grove, meest rechte zaagtanden, straalbloemen doorgaans ontbrekend, vruchtjes 2—3 naalden, bloemkroon geelbruin, plant donkergroen) vrij algemeen voor aan waterkanten, in moerassige streken enz.; deze plant, bekend onder de namen boelemansvorken, krissen, wild wormkruid, waterboelkenskruid, vorken, enz., bereikt een hoogte van Vi tot 1 meter en bloeit Juli—Oct.; de kruiden waren vroeger officineol, evenals die van H. cernua L.