Gepubliceerd op 20-01-2021

Bestuiving

betekenis & definitie

In de botanie: de uitstorting, het nederdalen van het stuifmeel op den stempel, bij de Phanerogame planten. De bestuiving, het eerste en noodzakelijke vereischte voor liet tot stand komen der bevruchting bij alle tot de genoemde afdeeling behoorende plantsoorten, bestaat daarin dat het stuifmeel, waarmee de helmknopjes gevuld zijn, in aanraking komt met den stempel, het uiteinde van den stijl; het oogenblik waarop zulks geschiedt valt meestal saam met de volkomen ontplooiing der bloem; bij de B. openen zich de antherenhokjes en stuift het fijne, uit stuifmeelkorrels bestaande poeder, dat hun inhoud uitmaakt, naar buiten.

Bij de groote meerderheid der tweeslachtige planten wordt het neerdalen van het stuifmeel op den stempel zeer gemakkelijk gemaakt en bevorderd doordat de meeldraden onmiddellijk om den in het midden van de bloem geplaatsten stamper staan, in dier voege dat de helmknopjes zich boven den top van den stamper verheffen, tengevolge waarvan steeds een deel van hun inhoud op den stempel vallen moet. Bij de hangende bloemen wordt ditzelfde bereikt doordat de meeldraden bij deze integendeel meestal korter zijn dan de stampers Bij de eenhuizige planten staan de mannelijke bloemen meest altijd boven de vrouwelijke, zoodat het stuifmeel in het neervallen ook bij deze zeer gemakkelijk op den stempel geraakt. De hoeveelheid stuifmeelkorrels in eene bloem is daarbij meestal zeer groot, terwijl eenige weinige voldoende zijn voor een bevruchting, bovendien bevordert de lichtheid van do bevruchtende stof de overbrenging daarvan, zoodat de bestuiving van den stempel in zooverre voldoende gewaarborgd is. In vele gevallen staan dit proces niettemin eigenaardige, in de bijzondere structuur der bloem gelegene hinderpalen in den weg, die tengevolge hebben dat er bepaalde inrichtingen en voorbehoedmiddelen vereischt worden om de bestuiving tot stand te doen komen, hoewel deze steeds op eene of andere wijze mogelijk is. Bij vele planten naderen de meeldraden daartoe af wisselend de stampers, om hun helmknoppen onmiddellijk boven den stempel te ontlasten, waarna zij hunne oorspronkelijke plaats weer innemen (wijnruit, Euta gravenlens, steenbreek, Saxifraga). Bij Berberis vulgaris geschiedt deze toenadering plotseling, als met een ruk.

Indien de meeldraden en de stampers van eenzelfde bloem niet nauwkeurig hun hoogsten graad van ontwikkeling hebben bereikt, kan er geen tot bevruchting leidende bestuiving plaats hebben; en meestal zijn in dit geval de helmknoppen den stempel in ontwikkeling vooruit, ais bij vele Compositen; ook het omgekeerde geval komt echter voor, b.v. bij Helleborus en Luzula. Dit verschil in ontwikkeling wordt echter geneutraliseerd door de mogelijkheid dat verschillende bloemen van eenzelfde of een naburige plant elkander wederkeorig bevruchten, in welk geval de planten dichogamisch worden genoemd; dit geschiedt deels eenvoudig door het verstuiven van het stuifmeel, waarbij dit met behulp van den wind van bloem tot bloem wordt gedragen, deels, gelijk het eerst in 1793 door Sprengel werd aangetoond, door de insecten die de bloemen bezoeken, vooral de Bijachtigen, welke op het honigsap der bloemen, dat door de nectariën wordt afgescheiden, azen; om dit sap te verkrijgen, kruipen zij de bloem geheel binnen, schuiven daarbij met hun behaard lichaam het stuifmeel van de behaarde helmknoppen af en dragen dit mede, zoodat een deel ervan lichtelijk op den stempel van een andere bloem, die zij daarop bezoeken, geraakt. Het noodzakelijkst is deze wijze van B. bij de Orchideeën en Asclepiadeeën, bij welke de inhoud der antherenhokjes tot half wasachtige, half slijmerige klompjes is verbonden. Sommige van deze blijven, overgebracht naar streken waar de insecten, door wier bemiddeling de overbrenging moet geschieden, ontbreken geheel onvruchtbaar, hetgeen zeer duidelijk is opgemerkt bij de vanilleplant, een uit Mexico afkomstige Orchidee die overal onvruchtbaar bleef, totdat men op de gedachte kwam kunstmatige bestuiving te beproeven, die thans bij vele uitheemsche gewassen met goed gevolg wordt aangewend, en die door de Arabieren reeds sinds onheugelijke tijden op den dadelpalm wordt toegepast, door de bloempluimen der mannelijke hoornen, kort voordat zij hun stuifmeel uitwerpen, af te snijden en aan de bloeiende vrouwelijke boomen op te hangen. Belet bij waterplanten de diepte van hot water de bloemen om zich boven het water te verheffen, dan ontstaat er in vele gevallen een luchtblaas tusschen de elkander genaderde mannelijke en vrouwelijke deelen, waarbinnen do bestuiving kan geschieden, waardoor tegemoet wordt gekomen aan de eigenschap der stuifmeelkorrels, om, indien ze met water in aanraking komen, dit snel op te zogen, waarvan het gevolg pleegt te zijn, dat zij haar inhoud uit een der poriën met kleine schokken ontlasten of dat zij door het openspringen van het uitwendige stuifmeelvlies bersten, zoodat de bevruchting onmogelijk wordt. Zie voorts BevruchtingPlantenrijk, Phanerogamen; ook: Bastaardplanten.

< >