(of Salagnac, heer) Fransch schrijver en kanselredenaar, geb. 6 Aug. 1651 op het kasteel Fénelon in Périgord, bezocht eenigen tijd de universiteU te Cahors, en kwam vervolgens op het seminarie Saint-Sulpice te Parijs, werd in 1675 tot priester gewijd, en kreeg drie jaren later van den aartsbisschop van Parijs, Harlay, den post van superieur van de congregatie der Nouvelles-Converties (tot liet katholicisme overgegane protestantsche vrouwen); in 1686 werd hij aan het hoofd gesteld van een missie tot bekeering der Hugenoten in de provincie Saintonge, waar hij zoo al geen apostel van godsdienstige verdraagzaamheid, toch een voorstander van gematigdheid bleek; het volgend jaar verscheen zijn eerste pennevrucht, de keurige verhandeling over V Education des filles, waarop Lodewijk XIV hem de opvoeding van zijn kleinzoons, de hertogen van Bourgogne, Anjou en Berry, opdroeg; vooral op eerstgenoemde oefende hij een grooten ievloed uit; door onuitputtelijk geduld en wijze vermaningen wist hij deze heftige en weerbarstige natuur ten slotte zoo volkomen te temmen, dat hij zich later zelf over diens zwakheid en meegaandheid van karakter beklaagde ; hij schreef voor bedoelden hertog meerdere studieboeken van zuiver opvoedkundigen aard, als een serie Edibles in proza, rijk aan practische moraal, verder de Dialogues des morts, waarin politiek met moraal verbonden is, en het werk les Aventures de Télémaque, al welke werken eerst later in druk verschenen. Omstreeks 1693 had de voorspoed van F. zijn hoogtepun bereikt; vermaard als opvoeder en als redenaar, bevriend met Bossuet, protégé van madame de Maintenon, werd hij tot lid van de Académie française gekozen, tot abbé v. Saint-Valery en vervolgens tot aartsbisschop van Cambrai benoemd, en in 1695 in de kapel van SaintCyr door Bossuetzelfgeeonsaereerd. Terzelfder tijd echter kondigde zich reeds de crisis aan, die een geheele verandering in zijn leven zou brengen. Zijn vriendschap jegens mevrouw Guyon, die hij eenige jaren tevoren ten huize van de hertogin de Béthune had leeren kennen, beroofde hem van de gunst van madame de Maintenon, terwijl hij zich zoowel door deze zaak als wegens een geschil inzake ’t quietisme ook Bo suet tot vijand maakte, al hetgeen daarmee eindigde dat hij na een feilen pennestrijd door Lodewijk XIV naar zijn diocese verbannen werd, terwijl zijn in het geschrift Explication des maximes des Saints (1694) neergelegde leeringen bij pauselijke brève van 12 Maart 1699 door Innocentais XII werden veroordeeld, waaraan F. zich zonder voorbehoud onderwierp. Een nieuw incident, daarin bestaande dat zijn Télémaque, waarvan de uitgave verboden was, door de onbescheidenheid van een copiïst toch verscheen (April 1699), bracht hem bij zijn vroegere beschermers geheel in ongenade; het proza en de poëzie van dit werk viel zeer in den smaak van het publiek, doch de koning gevoelde zich door de denkbeeldige politieke satire ten diepste beleedigd, terwijl het werk tegelijkertijd alle vrije geesten van dien tijd tegen den schrijver in het geweer bracht. F. behield ten hove echter nog tal van vrienden, als den hertog van Beauvillier en den hertog van Chcvieuse. en toen in 1711 de dauphin stierf, was het veler verwachting, dat de hertog v. Bourgogne, F.’s toegewijden élève, a/d regeering zou komen en F. opnieuw tot macht en aanzien zou geraken, hetgeen vermoedelijk een nieuwen stut onder de ineenstortende absolute monarchie zou hebben aangebracht Genoemde hertog stierf echter weinig later en met hem verdween de laatste politieke hoop van den schrijver der Télémaque ; deze wijdde zich intusschen met alle kracht aan de belangen van zijn diocese, zich tegelijkertijd met philosophische en theologische studiën bezighoudende; hij overleed 7 Jan. 1715. In 1826 werd in de kathedraal te Cambrai een monument (van David d’Angers) voor hem opgericht. In al zijn geschriften doet F. zich kennen als een hoog-ontwikkelde. fijn-beschaafde geest, bezield m. een levendige verbeeldingskracht, die hij echter steeds binnen logische grenzen weet te houden ; zijn stijl is vloeiend en harmonisch: Les Aventures de Télémaque werd sinds 1717 tallooze malen herdrukt en in nagenoeg alle levende talen overgebracht ; de beste volledige editie zijner werken is die van Gosselin en Caron (10 dln., Parijs 1852 v.v.). Paul Morillot zegt van Fénelon: Fénelon n’a pas eu la forte éloquence, ni même l’autorité souveraine, ni l’obstination de Bossuet ; mais que l’on considère en lui le grand seigneur, l'évèque, le docteur, le politique, l’écrivain, tout nous charme irrésistiblement en lui: il est tout intelligence, grâce et séduction. „Ce grand homme maigre, bien fait, avec un grand nez et des yeux dont le leu et l’esprit sortaient comme un torrent” (Saint-Simon), posséda des qualités assez peu communes à cette époque : il fut tendre, sensible, libéral: il eut des inquiétudes d'esprit et des besoins de cœur jusqu’alors inconnus, et il les a traduits en un langage infiniment délicat et insinuant. Par la pensée et par le style, Fénelon ouvre un âge nouveau.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk