dirigent, theoreticus en componist, geb. 30 Maart 1835 te Mainz; studeerde bij E. Pauer (piano) en Dehn (theorie), gaf van den laatsten diens Lehre vom Kontrapunkt, Kavion und Fuge (als m. s. nagelaten) uit (1859).
Was in verschillende functies (leeraar, dirigent) te München, Hannover, Berlijn en te Breslau werkzaam en werd 1883 (opvolger van Joachim Raff) directeur van Dr. Hoch’s Conservat. te Frankfort a. M.S. is Kon. Pruis. prof. dr. phil. hon. c. (Breslau 1883), en componeerde veel: opera’s, waarvan er 5 werden opgevoerd, een Symphonie, kamermuziekwerken, concerten en andere stukken voor piano, Das Lied von der Glocke en andere werken voor soli, koor en orchest, enz.