Gepubliceerd op 20-01-2021

Bergh (heer)

betekenis & definitie

(Oswald I, heer Van den) Heer van het graafschap Bergh enz. in Gelderland; in 1186 werd hij door den duitschen keizer in den rijksgravenstand verheven; hij nam ijverig deel aan de onlusten in Gelderland in die dagen en was door de ligging van zijn gebied gedwongen steeds de zijde van de partij die voor het oogenblik het sterkst was te kiezen; een tijdlang was hij de bondgenoot van Adolf van Gelder, met wien hij op een tocht naar Palestina vriendschap had gesloten. Hij stierf 1506.

Zijn achterkleinzoon, Willem IV, graaf Van den Bergh, geb. 1538, was gehuwd met Maria van Nassau, oudste zuster van prins Willem van Oranje, en betoonde zich een warm voorstander der hervorming, nam deel aan het verbond der edelen, zocht bij Alva’s komst door tijdig onderwerping aan te bieden de gevolgen daarvan af te wenden, en wijdde zich, toen dit mislukte en Alva hem liet indagen, weer aan de zaak zijns zwagers; hij had de hand in de verrassing van het slot Loevenstein door Herman de Ruyter, deed in 1570 een mislukten aanslag op Deventer, en trok zich op zijn kasteel in zijn graafschap terug, waaruit hij weldra door Ferdinand van Toledo werd verdreven; na de inname van Brielle maakte hij zich meester van een deel der provinciën Gelderland en Overijsel, trachtte ook Arnhem, Deventer en Utrecht te nemen en matigde zich den titel aan van stadhouder van Gelderland en Overijsel; hij verzuimde echter de noodige maatregelen te nemen om het gonomene te kunnen verdedigen en toen de Spaanschen Zutphen hernamen nam hij met zijn bezittingen en gezin de wijk naar Duitschland, tengevolge waarvan de genoemde gewesten weer werden bezet; de graaf werd op zijn vlucht van alles beroofd, zoodat hij en zijn gemalin in boerenkleeding verder moesten trekken, totdat laatstgenoemde op een afgelegen dorp van tweelingen beviel; hij deed alsnu stappen bij zijn zwager om een post, doch toen al zijn voorstellen en verzoeken werden afgewezen begon hij naar de zijde van Spanje over te hellen, hield dit echter verborgen, en zag zich in 1581 door de staten van Gelderland tot stadhouder benoemd; in 1583 kreeg de stad Arnhem bewijzen in handen, dat haar stadhouder met Panna heulde en in onderhandeling stond over het in handen der Spanjaarden spelen van de stad Zutphen, waarop B. gevankelijk naar Zalt-Bommel werd gevoerd, hier trouw zwoer aan de Staten, doch in 1584 openlijk in dienst van Spanje overging; hij overleed in 1586 en liet 8 zoons en 9 dochters na; een zijner zonen overleed als spaansch hopman te Groningen aan de pest een andere sneuvelde bij het beleg van Steen-' wijk; een derde stierf als ritmeester in spaanschen dienst. Zijn oudste zoon, Herman, graaf Van den Bergh, werd tegelijk met zijn vader gevangen genomen, doch weldra op vrije voeten gesteld, waarop hij in spaanschen dienst overging; in het gevecht bij Amerongen op 23 Jan. 1586 was hij bevelhebber der achterhoede en droeg veel bij tot de overwinning; onder Tassis deed hij een inval in Friesland (Zevenwouden) en werd in den slag bij Boxum (27 Jan. 1586) zwaar gewond; in 1591 verloor hij bij de verdediging van Deventer een oog; in 1593 werd hij gouverneur en kapitein-generaal van Spaansch-Gelderland en ridder van het Gulden Vlies; hij hielp Mondragon bij het ontzet van Groenlo; hij overleed te Spa, 1611. Frederik, graaf Van den Bergh, oudste broeder des vorigen, heer van Boxmeer, Homoet, Dixmuiden, Hedel enz., geb. 18 Augs. 1559, was, toen zijn vader openlijk in dienst van Spanje overging, in dienst der Statenen bevelhebber van Venlo, en volgde zijns vaders voorbeeld, onderscheidde zich bij allerlei gelegenheden, belegerde en vermeesterde de stad Ootmarsum, werd stadhouder van Friesland, Groningen, Overijsel en Dingen, moest laatstgenoemde plaats in 1597 aan prins Maurits overgeven, ontving later de stad Doetinchem tot heerlijkheid, behoorde tot de belegeraars van Zalt-Bommel, nam deel aan den slag bij Nieuwpoort en aan de be legering van Ostende, werd in 1613 door aartshertog Albertus naar den rijksdag afgevaardigd, en overleed in 1618. Oswald, graaf Van den Bergh, oudste broeder der beide vorigen, geb. 1561, kwam in den slag van Boxum door een misverstand om het loven, doordat hij een staatsch vaandel buitgemaakt hebbende door een van zijn eigen krijgslieden voor een staatsch vaandrig aangezien en doorstoken werd, 27 Jan. 1586. Hendrik, graaf Van den Bergh, zevende zoon van graaf Willem IV van den Bergh, geboren te Bremen, 1573, koos evenals de overige leden zijner familie de spaansche zijde; hij werd in 1595 te Weert door een bende ruiters overvallen en gevangen genomen, doch tegen een aanzienlijk losgeld weer vrijgelaten; in 1606 verdedigde hij Groenlo tegen prins Maurits, werd in 1607 te Erkelens door Frederik Hendrik gevangen genomen, deed in 1621 een inval in de Yeluwe, nam deel aan het vermeesteren van Breda in 1625 ,en ging in 1633, ontevreden over de weinige waardeering die hij vond, met zijn krijgsvolk in dienst der Staten over, waarop hem het markgraafschap Bergen op Zoom werd toegekend als schadeloosstelling voor zijne verbeurd verklaarde goederen; hij maakte zich meester van’s Heerenberg, en deed zich aldaar huldigen als erfgenaam van zijn overleden nicht, de dochter van zijn oudsten broeder, Herman; hij overleed in 1638.

< >