(sinds 1876 graaf) Engelsch staatsman en schrijver, geb. 21 Dec. 1804 te Londen. Hij stamde af van eenjoodsche, op het einde der 15e eeuw van Spanje naar Italië, later naar Engeland uitgeweken familie; hij werd 31 Juli 1817, tegelijk met zijn vader gedoopt.
Na eenigen tijd bij een solicitor in dienst te zijn geweest, begonhij zich aan de letteren en aan de politiek te wij den, en redigeerde een tijdlang het blad TJie Representative, welks kolommen hij voor de tory-partij openstelde en er zoodoende een partij-orgaan van maakte, doch dat niettemin weldra bij gebrek aan abonnës ophield te bestaan. Hij wreekte zich over de onverschilligheid, die hij in deze zijn poging van de zijde der genoemde partij had ondervonden, met zijn roman Vivian Grey (5 dln., Londen, 1825-27), waarin hij een levendig, doch weinig vleiend beeld van de zeden der Engelsche aristocratie geeft, en welk werk een zeldzaam succes had en hem plotseling tot gevierd schrijver maakte. Den karaktertrek, dien hij bij deze gelegenheid openbaarde, vindt men telkens, over zijn geheele carrière, terug, zijn neiging n.1. om zich uitsluitend te voegen bij de partij en zich alleen te hechten aan de personen, welke hij aan zijn eerzuchtige oogmerken meende dienstbaar te kunnen maken, vergezeld van een groote bewegelijkheid en plooibaarheid ten opzichte van beginselen. Na nog een aantal romans, als Contarini Fleming, a psychological autobiography (1832) in het licht te hebben gegeven, wierp hij zich met ijver op de politiek, die toenmaals in Engeland geheel door den strijd over parlementshervorming werd beheerscht. In de brochure What is he ? (1832) legde hij een zuiver demokratisch program terneer en schreef kort daarop een de revolutionaire ideeën verheerlijkend Revolutionär epic (1834); zijn pogingen om een zetel in het parlement te bemachtigen mislukten tot 1837, toen hij van toenadering tot de conservatieve partij had doen blijken. Reeds dadelijk zocht hij door allerlei middelen, als opzichtige kleederdracht, ongewone gebaren en zonderlinge wijze van uitdrukking, de aandacht op zich te vestigen en bij zijn eerste optreden in het parlement werd hij met gelach en spot begroet.
Door zijn huwelijk met een vermogende weduwe, Mrs. Wyndham Lewis (Aug. 1839) werd hij finantieei onafhankelijk, en vond in haar tevens een voor zijn karakter zeer geschikte levensgezellin. Met taaie volharding slaagde hij erin, zich een langzaam toenemenden politieken invloed te verwerven; met lord Manners, George Smythe en anderen grondde hij de partij welke zich die van Jong-Engeland noemde en wier beginselen en streven hij uiteenzette in den roman 6oningsby} or the new generation (1844); ook Sïbil, or the two nations (1845) en Tancred, or the new crusade werden met politieke oogmerken in het licht gegeven. Nadat hij eenigen tijd een der ijverigste medestanders van Peel was geweest, volbracht hij opnieuw een zwenking, keerde zich tegen deze en greep hem aan met alle middelen zijner scherpe pen. Ten slotte werd hij door de tory-partij, die hem tot nog toe met terughoudenheid had bejegend, na zijn werk Lord Bentinck, a biography (1851), dat hij na den dood van deze uitgaf, als haar leider erkend. In Febr. 1852 werd hij door Derby tot kanselier der schatkist benoemd; het door hem ingediend en door Gladstone fel bestreden budget deed in Dec. '52 het ministerie vallen.
Eerst in Febr. 1858 kwamen de tories weder aan het roer; in het tweede ministerie-Derby kreeg B. weer den post van kanselier der schatkist. Hij was ditmaal gelukkiger met zijne finantieele maatregelen; ook bewerkte hij de toelating als lid van het Lagerhuis van Joodsche afgevaardigden; doch met een voorstel tot uitbreiding van het kiesrecht (1859) bracht hij andermaal het ministerie waartoe hij behoorde ten val. De nu optredende ministeriën-Palmerston en Russell negeerden B. geheel Eerst in 1866 verscheen hij met het derde ministerie-Derby wederom op het tooneel der politiek; hij herkreeg zijn post aan de kanselarij, zegevierde met zijn Inll-kiesrechthervorming, en nam, toen graaf Derby zich om gezondheidsredenen terugtrok, en op diens voordracht, als eerste minister de leiding der regeering over, doch zag zich reeds enkele maanden later gedwongen ontslag te nemen (3 Dec. 1868). Gladstone kwam in zijn plaats en B. zag zich voor de tweede maal terzijdegesteld, tot 1871, in welk jaar hij opnieuw de leiding der zaken in handen kreeg. Alsnu brak het schitterendst tijdperk van zijn loopbaan aan,gedurende hetwelk hij vele hervormingen, waaronder vele in het belang der arbeidende klasse, doorzette. In 1876 verhief koningin Victoria hem in de pairy en schonk hem den titel van graaf van B.
Hij hield zich ditmaal staande tot Maart 1880, bestreed daarna nogmaals Gladstone’s politiek, en stierf 19 April 1881. Hij werd naast zijn echtgenoote op zijn goederen in Buckinghamshire bijgezet. Op voorstel van Gladstone besloot het parlement tot het oprichten van een gedenkteeken voor B. in Westminster-Abdij.