zoon van hertog Ladislaus, werd met zijn broeder Andreas en zijn zuster Leventa door Stephanus I den Heilige naar Bohemen verdreven, daar deze vorst de kroon, waarop de zonen van Ladislaus aanspraak hadden, aan Peter, een neef van zijn gemalin Gisela van Beieren, toegewrezen wilde zien ; ook uit Bohemen verjaagd namen de vorstelijke kinderen de vlucht naar Polen. Hier huwde Bela met een zuster van Casimir en werd begiftigd met het hertogdom Pommeren.
De verdeeldheden, die na den dood van Mieczislaw in Polen heerschten, brachten Bela tot het besluit, om gehoor te geven aan de uitnoodiging van zijn broeder Andreas, die inmiddels de Hongaarsche kroon had verworven. Hij ontving van deze een derde gedeelte des rijks, met den titel van hertog en bewees aas. zijn broeder belangrijke diensten in den oorlog met keizer Hendrik III. Er ontstond echter verwijdering tusschen de broeders na de kroning van Salomo, den zoon van Andreas, om dat Bela zich niet aan eene onmondige wilde onderwerpen (1059). De trouweloosheid van zijn broeder, die hem naar het leven stond, deed Bela de vlucht nemen naar Poien, waar hij bescherming en bijstand vond bij zijn zwager Boleslaw. Hij trok op tegen zijn broeder behaalde, door de Magyaren geholpen, de overwinning, en werd in 1061 te Stuhlweiszenburg gekroond. Zijne regeering duurde slechts kort, maar hij heeft veel gedaan, om in ket binnenland de orde te herstellen, en om tegen het buitenland, bepaaldelijk tegen de Duitschers, die zich aan de zijde van Salomo schaarden, zijn gezag te handhaven. Hij overleed in 1063 tengevolge van een val van het paard.