Gepubliceerd op 20-01-2021

Begijnen

betekenis & definitie

Bagijnen, Beguinae, Begharden enz. Vereenigingen van vrouwen, die, zonder een kloostergelofte te hebben afgelegd en zonder zich tot de regelen eener bepaalde orde te hebben verbonden, zich gemeenschappelijk en in het algemeen aan goede en vrome werken wijden.

Dikwijls wordt de H. Begglni, dochter van Pepijn van Landen, als de stichteres dezer vereenigingen voorgesteld; van den priester Lambert de Stotteraar (le Bêgue) wordt vermeld dat hij omstreeks 1180 te Luik het eerste B.-gesticht bouwde; ook leidt men het woord Begijn af van het oud-nederl. woord heggen, dat de beteekenis heeft van vurig, ijverig bidden; nog wordt beweerd dat begijn oorspronkelijk een soort scheld- of spotnaam was, die aan de leden der vereenigingen, die zichzelve eenvoudig zusters noemden, gegeven werd. De vereenigingen ontstonden of breidden zich het eerst uit in Noord- en Zuid-Nederland, en verspreidden zich voorts over Duitschland en Frankrijk. Waar do omstandigheden zulks veroorloofden, leefden de B. bij elkaar, meest in rondom een plein gebouwde huisjes, met in het midden de kerk, ziekenhuis enz.

< >