L. Plantengesl. van de Fam. der Leguminosen, afdeeling der Caesalpiniaceeën, met omstr. 130 soorten, allen in de tropen inheemsch; het zijn boomen of struiken met opgerichte of kruipende stammen; sommigen dragen prachtige bloemen en worden in Midden-Europa in broeikassen gekweekt; B. tomentosa, B. pacemosa, B. scandens, en B. reticulata leveren spinbare bastvezelen van groote sterkte en weerstandsvermogen tegen den invloed van vochtigheid, weshalve ze in Indië tot het maken van vischnetten enz. en ook voor allerlei weefsels worden gebruikt.
Het hout van B. tomentosa en B. acuminata munt uit door hardheid.