geb. 1834 te Amsterdam, werd voor den handel opgeleid, en werd vanaf 1 Jan. 1854 werkzaam in de reederij en handelsfirma Geb. Hendrichs en Co. (sedert Januari 1867 A.
Hendrichs en Co.) te Amsterdam, was sedert 1867 lid, later onder-voorz. en van 1893—1904 voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam; sedert 1861 lid en sedert 1881 voorzitter van de Staatscommissie van Toezicht op het vervoer van landverhuizers; commissaris van de Groote Koopmansbeurs; onder-voorzitter van de vereeniging voor algemeene scheepvaartbelangen, voorzitter van het college van Regenten der prins Hendrik stichting, asyl voor oude zee- en visscherlieden te Egmond aan Zee, oud-ondervoorzitter van het bestuur der Amsterdamsche kanaalmaatschappij, oud-voorzitter van de commissie uit de Amsterdamsche reederij en en van de commissie der Nederl. reederijen op de groote vaart, oudvoorzitter van de commissie voor examineering van varenslieden, lid van verschillende tijdelijke Staatscommissiën, als: ter zake drooglegging van de Zuiderzee, van stoomvoerders, stuurlieden en machinisten, van maatregelen van Rijkswege te nemen bij aanleg, gebruik en exploitatie van telephoon- en telegraafgeleidingen, enz.