fransch geschiedschrijver, broeder van den vorige, geb. 10 Mei 1795 te Blois, was leeraar, kwam 1814 te Parijs, waar hij zich eerst bij Saint-Simon aansloot, wiens socialistische denkbeelden hij weerlegde in een geschrift: Des nations et de leurs rapports mutuels (1816) doch later werd hij medewerker aan het blad van Comte en Dunoyer, „Le Censur europeen”, vervolgens aan den „Courrier français”. Daar hij de pragmatische geschiedschrijving niet voldoende achtte om de historische waarheid aan het licht te brengen, legde hij zich op de genetische (beschrijvende of pittoreske) toe; zijn eerste belangrijk werk was de • Histoire de la conquête de VAngleterre par les Normands (3 dln., 1825 e.m.).
Tengevolge van zijn ingespannen studie verloor hij het gezicht en werd hij- door een zenuwziekte aangetast, doch wist zijn arbeid met de hulp van vrienden en zijn broeder voort te zetten, zoodat hij 1835 onder den titel Dix ans d'études historiques een verzameling opstellen kon uitgeven. Hij werd voorts door Guizot belast met de uitgave van het „Recueil des monuments inédits de l’histoire du tiers-état”; 1840 publiceerde hij de Récits des temps mérovingiens. Hij overleed 22 Mei 1856.