duitsch geschiedkundige, in 1735 in het graafschap Hohenlohe-Kirchberg geb., werd 1765 te Petersburg hoogl. aan de academie. Met zijn benoeming tot hoogl. in de staatkunde in 1767 begon S.’s veelomvattende werkzaamheid op het gebied van geschiedenis en statistiek. Allgem. nordische Geschichte (2 dln., Halle 1772) en de vertaling van den russ. kroniekschrijver Nestor tot het jaar 980 (5 dln., Gött. 1802—9), Staatsanzeigen (18 dln., Gött. 1782 —93), Weltgeschichte (2 dln. 1792—1801).
Hij overleed in 1809.Zijn zoon, Christian von S., in 1774 te Göttingen geb., eerst hoogleeraar aan de hoogescholen te Dorpat en Moskou, later te Bonn, schreef: Anfangsgründe der Slaalswirtschaft (russ. en duitsch, 2 dln., Riga 1804—6).
