Duitsch philosoof. geb. 21 Mei 1785 te Hallo, overl. te Berlijn, 7 Juni 1871. Hoofdwerken Anevdota gracca (181-1—21); Tekstrecensiën op Plato (10 dln., Berk 1811), op de Attische redenaars (7 dln., Berl. 1831—36), op Aristoteles (1 dln., Beri. 1831—36), op Sextus Empiricus (1812), Tlmcydides (8 dln.
Oxford, 1821, 1 dl. 1823), Theognis (1815), Aristophanes (3 dim, Lond. 1820) enz. Zijn aandeel aan Corpus scriptorum historiae Bijzantinae bedraagt volle 21 deelen; kritische tekstuitgaven ieverde hij van Apollodorus, Apollonius, Appianus, Aratiis, Dio Cassius, Diodorus, Heliodoms, Herototus, Josephus, Pausanias, Plutarchus, Paralelien, Polybius, Sinuas, Livius, Tacitus, van verscheidene werken van Aristoteles, en van enkele redevoeringen van Demosthcncs: Homerus bewerkte hij in Carmina Homerica ; (Bonn, 1858).
