(hertog) fransch staatsman, geb. te Parijs, 5 Sept. 1585, overl. 4 Dec. 1642, trad in den geestelijken stand en verkreeg op 22 jarigen leeftijd het bisdom Luqon. 1614 werd hij1 door de geestelijkheid van Poitou afgevaardigd naar de Vergadering der Algemeene Staten, Verwierf zich de gunst der Regentes Maria de Medicis, waardoor hij 1615 tot aalmoezenier der Koningin benoemd werd. 1616 werd hij door bemiddeling van Concini lid van den Staatsraad. Na den val van Concini werd hij 1617 naar Avignon verbannen, waar hij' de Défense des principaux points de la foi Catholique en Instruction du Chrétien in het licht gaf.
In 1619 als bemiddelaar tusschen de partij der Koningin en die des Konings teruggeroepen, bracht hij den vrede van 10 Augustus 1620 tot stand. 1622 werd hij Kardinaal. 1624 1 kreeg hij zitting in den Staatsraad, waar zijn groote bekwaamheid hem weldra de volstrekte ( leiding verzekerde. 18 jaar lang leidde hij , Frankrijks binnen- en buitenlandsche staat- ' kunde-. Zijn buitenlandsche politiek was op de ! verzwakking van de Spaansch-Oostenr. macht I gericht, om daardoor Frankrijk de eerste plaats ; onder de Europeesche mogendheden te ver- schaffen; zijn binnenlandsehe politiek wilde alle ! staatkundige macht in de kroon vereenigen. Daarvoor moest de invloed der aanzienlijken i gebroken en de bijzondere voorrechten der Hugenoten vernietigd- Met stalen volharding I hield hij zich aan dat doel, wist hij aan den zijdelingschen tegenstand v, d. zwakken vorst het hoofd te bieden en nam hij ieder middel te baat om de positie der edelen te verlagen. 1627 liet hij zich door een vergadering van Notabelen tot hoofd der zeemacht benoemen, bracht een leger en een vloot te zamen en brak door het winnen van La Rochelle (1628) Ren invloed der Hugenoten, zonder zich evenwel tegen hunne godsdienstoefeningen te verzetten. Nu richtte hij zjn blik naar Oostenrijk. Een aanleidifig tot oorlog vond hij in den successie-ooHog van Mantua en in 1630 trok hij aan ’t hoofd van een leger over de Alpen, nam Pignerol en verkreeg Mantua voor Nevers en de ontruiming van Valtellino door de keizerlijke troepen. Nog trachtte de Koningin-moeder den Koning tot het ontslag van R. over te halen, maar haar pogingen stuitten op den grooten invloed, door R. op den Koning uitgeoefend. R. werd in aanzien verhoogd, tot pair, hertog en gouverneur van Bretagne benoemd, hield strafoefening onder velen zijner vijanden uit den adel. Maria en Orléans moesten naar Brussel wijken, waarbij de voorgenomen gewapende inval geheel verviel. Intusschen liet R. niet af Oostenrijk te verzwakken, welks vijanden in Duitschland hij heimelijk met geld tegemoet kwam, totdat hij in 1635 openlijk aan den strijd deelnam. 1635 verklaarde hij met hetzelfde doel den oorlog aan Spanje, die aanvankelijk niet gelukkig gevoerd, maar later in zijn voordeel beslist werd. Catalonië stookte hij tegen Spanje op, steunde de aanspraken van ’t huis Braganza op den troon van Portugal en werkte met Schotten en Presbyterianen mee tot ’t treurige uiteinde van Karel I, koning van Engeland. De pogingen van Cinq-Mars, met behulp der Spanjaarden en medeplichtigheid des Konings, om R. te doen vallen, mislukten totaal en veroorzaakten de terechtstelling van den hertog .van Bouillon, de Thou en CinqMars, terwijl ’t overwicht van R. op den Koning en diens stille vijandschap behouden bleef. Voor zijn dood had hij den Koning Mazarin als zijn opvolger aangewezen. R. heeft zeer veel voor Frankrijk gedaan. De positie van het koningschap heeft hij verhoogd, waardoor de macht der edelen verminderde en de lagere klassen aan rechten en vrijheden tegenover den adel wonnen. Hij bevestigde het overwicht der katholieke- kerk op de Hugenoten, bevorderde- wetenschappen en kunsten, stichtte 1635 de Fransche Académie en liet het Palais Royal bouwen. Behalve zijn theologische werken, schreef hij: Histoire de la mère et du fils (Amsterdam 1730), Mémoires, Testament politique da Cardinal de Richelieu (Amsterdam 1664), lettres, instructions diplomatiques etc. (1553—77).Literatuur: Lecle-rq, Vie da Cardinal de R. (1694 e. m.), A. Bazin, Histoire de France, sous Louis XIII (2de dr., Par. 1864), Dussilieux, Le Cardinal de R. (Par. 1885), Fagniez, Le Père Jozeph et R. (Par. 1893—94), Hanotaux, Richelieu (5 dln.).